Scriptactiveringen instellen
U kunt een scriptactivering instellen om op te geven dat een script wordt uitgevoerd als een bepaalde gebeurtenis plaatsvindt. U kunt bijvoorbeeld met een scriptactivering een script laten uitvoeren dat automatisch gegevens invoert in velden op basis van hetgeen is ingevoerd in andere velden.
Bepaalde scriptactiveringen voeren een script uit voordat een gebeurtenis is verwerkt door de database-engine. Andere scriptactiveringen voeren het script uit nadat een gebeurtenis is verwerkt door de database-engine. U kunt bijvoorbeeld de scriptactivering BijToegangObject gebruiken om een script uit te voeren wanneer de cursor in een veld komt. (Het veld is het object, de cursor in het veld plaatsen is een gebeurtenis.)
Scriptactiveringen kunnen worden geactiveerd door gebruikersacties of door scripts. U kunt bijvoorbeeld de scriptactivering BijToegangObject gebruiken om een script te activeren dat moet worden uitgevoerd wanneer de cursor in een veld komt doordat een gebruiker erop heeft geklikt, of doordat de scriptstap Ga naar object is uitgevoerd.
U kunt een scriptactivering zo instellen dat deze in werking treedt:
 •
 •
 •
Als u wilt zien aan welke lay-outobjecten en lay-outs scriptactiveringen zijn toegewezen, kiest u in de lay-outmodus op de menubalk Weergave > Tonen > Scriptactiveringen.
De volgende scriptactiveringen zijn beschikbaar:
 
Tijdbepaling van scriptactiveringen
Wanneer er meer scriptactiveringen worden geactiveerd door dezelfde gebeurtenis, worden de scriptactiveringen uitgevoerd in de volgende relatieve volgorde:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
Opmerkingen
 •
 •
 •
 •
 •
 •
Verwante onderwerpen 
Scripts debuggen (FileMaker Pro Advanced)
Gegevensinzage gebruiken (FileMaker Pro Advanced)
Onderwerpen in deze sectie
Scriptactiveringen instellen voor lay-outs
Scriptactiveringen instellen voor objecten
Objectgegevens veranderen zonder scriptactiveringen in werking te laten treden