Werken met gecodeerde bestanden (FileMaker Pro Advanced)
U werkt met gecodeerde bestanden op dezelfde manier als met ongecodeerde bestanden, met de volgende uitzonderingen.
 •
Wanneer u een gecodeerd databasebestand opent, moet u het coderingswachtwoord invoeren voordat u een accountwachtwoord kunt invoeren of toegang hebt tot de database. Raadpleeg Bestanden openen die met een wachtwoord zijn beveiligd.
 •
Wanneer u records van een gecodeerd databasebestand exporteert, worden de records altijd geëxporteerd naar een ongecodeerd bestand, ongeacht de bestandsindeling voor export.
 •
U kunt de open en de veilige opslag van extern opgeslagen containergegevens wijzigen nadat u databasebestanden codeert. Raadpleeg Containervelden instellen om gegevens extern op te slaan.
 •
Als u een nieuw databasebestand wilt toevoegen aan een gecodeerde oplossing met meerdere bestanden, codeert u het nieuwe bestand met hetzelfde coderingswachtwoord en dezelfde gedeelde ID als de databasebestanden in de oplossing.
 •
Nadat u een gecodeerd databasebestand hebt geüpload naar FileMaker Server moet u het coderingswachtwoord invoeren wanneer u het bestand opent in FileMaker Server. Raadpleeg Bestanden uploaden naar FileMaker Server en FileMaker Server Help.