De plaats van gerelateerde velden bepalen
Velden uit gerelateerde tabellen plaatst u rechtstreeks in de lay-out of in
portalen.
•
|
Rechtstreeks in lay-outs: Als u gegevens uit de eerste gerelateerde record wilt weergeven, ook wanneer meerdere records voldoen aan de criteria van de relatie, plaatst u de gerelateerde velden rechtstreeks in de lay-out. (De eerste gerelateerde record die wordt weergegeven, wordt bepaald door het feit of in de relatie een sorteervolgorde is opgegeven.)
|
•
|
In portalen: Als u de gegevens wilt weergeven uit alle gerelateerde records die voldoen aan de criteria van de relatie, plaatst u de gerelateerde velden in een portaal in een lay-out.
|
•
|
Voeg een gerelateerd veld toe aan de factuur waarin de recentste waarde van het veld Orderdatum uit de database Orderhistorie wordt weergegeven. (Het vergelijkingsveld is opnieuw het veld met het klantnummer.) Als een klant meerdere orders heeft geplaatst, bevat de database Orderhistorie meerdere records met het nummer van de betreffende klant. Als u tijdens het definiëren van de relatie een sorteervolgorde op het veld Orderdatum instelt, wordt de recentste orderdatum weergegeven in het gerelateerde veld. U moet dit veld echter wel rechtstreeks in de lay-out plaatsen en niet in een portaal.
|
•
|
Voeg aan de factuur gerelateerde velden toe waarin gegevens over elk besteld artikel worden weergegeven, zoals Productnummer, Productnaam, Eenheidsprijs, enzovoort. (Het veld Ordernummer is het vergelijkingsveld.) Aangezien een factuur doorgaans meerdere producten bevat (er worden meerdere gerelateerde records weergegeven), kunt u een portaal maken voor de gerelateerde velden. Elke rij van het portaal bevat één gerelateerde record met gerelateerde velden die u in de database Artikelen hebt geselecteerd.
|
Wanneer u een gerelateerd veld in een portaal plaatst, gebruikt FileMaker Pro een van de twee mogelijke beginpunten om de gerelateerde gegevens voor weergave te evalueren: de record in de tabel van het portaal of de record in de tabel van de lay-out. Het beginpunt is van belang, omdat het gevolgen heeft voor de gerelateerde gegevens die in het veld worden weergegeven.
FileMaker Pro bepaalt welk beginpunt moet worden gebruikt op basis van het pad van relaties tussen twee tabellen in de
relatiegrafiek:
Bijvoorbeeld de volgende relatiegrafiek laat een database voor schoolinschrijvingen zien. De grafiek bevat tabellen voor docenten, klassen en studenten en een inschrijvingstabel om aan te geven welke studenten in welke klassen zitten. Er is ook een mentorentabel (een andere versie van de docententabel), waarin aan elke student een mentor is toegewezen.
In onderstaande tabel wordt beschreven hoe FileMaker Pro de beginpunten definieert voor vier velden die in dit portaal zijn geplaatst vanuit verschillende tabellen.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Het geplaatste veld komt uit de portaaltabel (komt zeer veel voor). In het veld zou een ingeschreven student worden weergegeven in elke rij van het portaal
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Het geplaatste veld komt uit de lay-outtabel (komt niet veel voor). In het veld wordt de naam van de klas herhaald voor elke rij in het portaal, wat overbodig is als de lay-out het veld Naam klas bevat buiten het portaal.
|
Behalve met velden die in een portaal zijn geplaatst bepaalt FileMaker Pro met deze methode het beginpunt voor andere verwijzingen naar velden in portalen.
•
|
Invoerlijsten: wanneer een invoerlijst is gedefinieerd om alleen gerelateerde waarden uit een veld te bevatten, en een veld in een portaal is ingesteld om deze invoerlijst weer te geven. (Het beginpunt bepaalt de waarden die worden weergegeven in de invoerlijst.)
|
•
|
Berekeningen: wanneer berekeningen in scripts verwijzen naar velden terwijl een portaal actief is.
|
Meestal bepaalt FileMaker Pro welke gerelateerde gegevens moeten worden weergegeven. U kunt echter het beginpunt wijzigen door andere tabellen en relaties in de relatiegrafiek op te nemen, en vervolgens de gerelateerde velden waarnaar in het portaal wordt verwezen te wijzigen.