Problemen oplossen met lay-outs die voor zowel Windows als Mac OS zijn ontworpen
•
|
Mac OS X ondersteunt geen bitmaplettertypen (TrueType-, PostScript- en OpenType-lettertypen worden ondersteund.) Als een bestand dat in een vorige versie van FileMaker Pro is gemaakt, bitmaplettertypen gebruikt, moet u ze vervangen door een lettertype van een ondersteund lettertypeformaat. U kunt het lettertype wijzigen in het oorspronkelijke bestand voor conversie of in het geconverteerde bestand.
|
|
|
|
|
|
Opmerking Als FileMaker Pro geen vergelijkbaar lettertype kan vinden om het andere lettertype te vervangen, wordt het standaardlettertype gebruikt dat in het dialoogvenster Voorkeuren op het tabblad Lettertypen is opgegeven. Zie Lettertypevoorkeuren instellen voor meer informatie.
|
Zelfs wanneer FileMaker Pro een passend vervangingslettertype kan vinden, kunnen er subtiele verschillen zijn in de breedte van lettertypetekens en de regelafstand wanneer teksten in een ander besturingssysteem worden weergegeven. Hierdoor kunnen tekstregels anders omlopen of afgekapt worden, zoals in de volgende voorbeelden.
Controleer de uitlijning van de veldlabels en hun gekoppelde velden (beide zouden in dezelfde richting moeten zijn uitgelijnd). Als u bijvoorbeeld boven een kolom met rechts uitgelijnde getallen een links uitgelijnd label plaatst, ziet het rapport er mogelijk goed uit op uw computer. Door de vervanging van lettertypen kunnen veldlabels echter verschuiven wanneer het bestand op een andere computer wordt geopend. Zie
Alineakenmerken en tabinstellingen opgeven voor meer informatie.
Gebruik alleen de kleuren die beschikbaar zijn in het palet Systeemsubreeks of Web. Die kleuren zijn vrijwel identiek op alle platforms. Alle andere kleuren die u gebruikt, zien er mogelijk anders uit in Windows dan in Mac OS. Zie
Lay-outvoorkeuren instellen voor meer informatie over het opgeven van het palet dat verschijnt.
•
|
Het is mogelijk dat FileMaker Pro een QuickTime-bestand dat eerder werd ingevoegd, niet meer vindt. Als het dialoogvenster QuickTime invoegen verschijnt, selecteert u het QuickTime-bestand en klikt u op Openen. Probeer daarna het QuickTime-bestand opnieuw af te spelen.
|
•
|
Zorg ervoor dat het QuickTime-bestand in een platformonafhankelijke indeling is opgeslagen. Gebruik zo nodig een QuickTime-bewerkingstoepassing om het bestand opnieuw op te slaan in een platformonafhankelijke indeling. (Als u hebt geüpgraded naar QuickTime Pro, kunt u de QuickTime Player-toepassing gebruiken om het QuickTime-bestand opnieuw op te slaan door op de menubalk Bestand > Opslaan als en daarna de optie Make movie self-contained te kiezen wanneer u het bestand opslaat.)
|
Scripts die de scriptstappen Printerinstelling en Afdrukken bevatten, zijn mogelijk niet compatibel met alle platforms. Als u in deze scriptstappen speciale afdrukopties zoals papierformaat, afdrukrichting en het aantal exemplaren opslaat, is het mogelijk dat FileMaker Pro die instellingen niet correct kan oproepen op het andere besturingssysteem. (Dat kan gebeuren doordat elk besturingssysteem een ander printerstuurprogramma gebruikt voor het afdrukken, zelfs wanneer naar dezelfde printer wordt afgedrukt.) U lost het probleem op door één van de volgende handelingen uit te voeren:
•
|
Maak afzonderlijke scripts voor afdrukken in Windows en Mac OS. Open eerst het bestand op uw Windows-computer en maak het script om af te drukken vanuit Windows. Verplaats het databasebestand vervolgens naar de Mac OS-computer en maak het script om af te drukken vanuit Mac OS. U kunt zelfs een derde script maken met de functie Get ( SysteemPlatform ) om op elk besturingssysteem met het juiste script af te drukken:
|
If [ Get ( SysteemPlatform ) = 1 ]
Script uitvoeren [“Afdrukken in Mac OS”]
Else
Script uitvoeren [“Afdrukken in Windows”]
End If
•
|
Schakel de opties voor Zonder dialoogvenster uit voor de scriptstappen Afdrukken en Printerinstelling. Hierdoor kunnen gebruikers de afdrukopties wijzigen wanneer zij het af te drukken script uitvoeren.
|
Afdrukken kunnen variëren doordat elk besturingssysteem een ander printerstuurprogramma gebruikt voor het afdrukbeheer. Wanneer u lay-outs ontwerpt om gegevens op exacte locaties af te drukken, zoals adresetiketten of voorbedrukte formulieren, is het mogelijk dat de afdrukken enigszins verschillen wanneer u dezelfde lay-out afdrukt vanaf Windows- en Mac OS-computers.