Plug-ins installerenOntwikkelaars van databases kunnen plug-inbestanden in containervelden invoegen en vervolgens scripts en berekeningen gebruiken om plug-ins te installeren en bij te werken.Opmerking Als u bezorgd bent dat ongewenste plug-ins kunnen worden geïnstalleerd wanneer u oplossingsbestanden test en uitprobeert, kunt u de optie Oplossingen toestaan om bestanden te installeren in de voorkeuren van de plug-in uitschakelen. Zie Plug-invoorkeuren instellen voor meer informatie. Onthoud echter dat het oplossingsbestand op die manier mogelijk niet naar behoren zal werken als u verhindert dat vereiste plug-ins worden geïnstalleerd.
• Selecteer het containerveld in de bladermodus, kies op de menubalk Invoegen > Bestand invoegen, selecteer een plug-inbestand en klik vervolgens op Openen.
• Schrijf een script en gebruik hierin de scriptstap Bestand invoegen om de plug-in in het containerveld in te voegen. Zie Scripts maken en bewerken en Bestand invoegen.
3. Maak een script en gebruik de scriptstap Plug-inbestand installeren om het containerveld als doelveld op te geven. Zie Plug-inbestand installeren.FileMaker Pro installeert plug-ins op de volgende locaties:
In dit
besturingssysteem: Windows XP C:\Documents and Settings\gebruikersnaam\Local Settings\Application Data\FileMaker\Extensions\ C:\users\gebruikersnaam\AppData\Local\FileMaker\Extensions\ Mac OS X Macintosh HD/Users/gebruikersnaam/Library/Application Support/FileMaker/ExtensionsTip U kunt de functie Get ( GeïnstalleerdeFMPlugins ) gebruiken om de versie van de plug-in die in het containerveld is opgeslagen te identificeren en daarna zo nodig de plug-in bijwerken door deze opnieuw te installeren. Zie Plug-ins bijwerken en Get ( GeïnstalleerdeFMPlugins ) voor meer informatie.
• Om plug-ins te kunnen installeren of bijwerken, moet de optie Oplossingen toestaan om bestanden te installeren in de plug-invoorkeuren van de client zijn geselecteerd. Zie Plug-invoorkeuren instellen.
• Als in de plug-invoorkeuren van de client een plug-in is uitgeschakeld, zal deze worden geïnstalleerd, maar pas toegankelijk zijn voor FileMaker Pro nadat de plug-in handmatig door de gebruiker wordt ingeschakeld.
• U kunt meerdere versies van een plug-in installeren om meerdere versies van FileMaker Pro te ondersteunen.
• Als voor uw oplossing plug-ins en specifieke plug-inversies vereist zijn, geeft u gebruikers de opdracht om plug-ins handmatig te plaatsen in de map Extensions van de runtime-map van FileMaker Pro, FileMaker Pro Advanced of FileMaker.
• Als plug-ins bedoeld zijn voor alle gebruikers op een clientcomputer, moet u plug-ins handmatig installeren. Alle plug-ins met dezelfde plug-in-ID's in de map 'Application Support' van elke gebruiker moeten handmatig worden verwijderd. Anders zullen plug-ins voor meerdere gebruikers niet correct worden geladen.