Een bestand coderen (FileMaker Pro Advanced)
Gebruik de Developer-hulpprogramma's om uw databasebestanden te coderen.
Bij het coderen van een bestand maakt u een coderingswachtwoord dat gebruikers moeten invoeren om toegang tot het bestand te hebben. Als u het coderingswachtwoord van een bestand wilt wijzigen, moet u het bestand opnieuw coderen.
Waarschuwing  Vergeet het coderingswachtwoord niet dat u toewijst aan een gecodeerd databasebestand. Noteer deze gegevens zo nodig en bewaar ze op een veilige plaats. Als u het coderingswachtwoord verliest of vergeet, krijgt u geen toegang meer tot het bestand en kunt u het niet meer wijzigen.
Als u een oplossing met meerdere bestanden hebt, codeert u alle databasebestanden met hetzelfde coderingswachtwoord en dezelfde gedeelde ID. Wanneer een gecodeerd bestand toegang probeert te hebben tot een ander gecodeerd bestand, wordt in FileMaker Pro het dialoogvenster Databasecoderingswachtwoord weergegeven als de coderingswachtwoorden of gedeelde ID's van de bestanden niet overeenkomen.
Tip  Codeer meerdere bestanden tegelijk zodat ze hetzelfde coderingswachtwoord en dezelfde gedeelde ID hebben.
Zo codeert u een bestand:
1.
2.
Kies Gereedschappen > Developer-hulpprogramma's.
3.
4.
Klik op Toevoegen, selecteer één of meer bestanden die u wilt coderen en klik opnieuw op Toevoegen.
Codeer de bestanden van een oplossing met meerdere bestanden allemaal tegelijk.
5.
Bij ProjectMap klikt u op Opgeven om een locatie voor de gecodeerde oplossing te kiezen.
6.
Als u de naam van de gecodeerde kopie van het bestand wilt wijzigen, typt u bij Bestand hernoemen een bestandsnaam en klikt u op Wijzigen.
7.
Als u het proces snel wilt herhalen, klikt u op Instellingen opslaan en kiest u een map en locatie voor uw instellingenbestand. Raadpleeg Instellingen van een oplossing opslaan (FileMaker Pro Advanced).
8.
Bij Applicatie opties klikt u op Opgeven.
9.
Selecteer in het dialoogvenster Applicatie opties opgeven de optie Databasecodering inschakelen (of bestanden opnieuw coderen).
10.
Bij Gedeelde ID typt u tussen 1 en 32 tekens die een combinatie zijn van hoofdletters, kleine letters, cijfers en symbolen.
Belangrijk  De gedeelde ID is hoofdlettergevoelig.
Gecodeerde bestanden van oplossingen met meerdere bestanden zijn gekoppeld door de gedeelde ID.
11.
Klik voor FileMaker-account op Opgeven.
12.
13.
Klik voor Coderingswachtwoord op Opgeven.
14.
Belangrijk  Het coderingswachtwoord is hoofdlettergevoelig.
U kunt een willekeurige combinatie van hoofdletters, kleine letters, cijfers en symbolen gebruiken voor het coderingswachtwoord.
15.
FileMaker Pro Advanced gebruikt standaard beveiligde opslag voor de codering van containergegevens die extern worden opgeslagen. Als u geen containergegevens wilt coderen bij de codering van uw databasebestanden, selecteert u Open opslag behouden.
Opmerking  U kunt de open en de veilige opslag van extern opgeslagen containergegevens wijzigen nadat u databasebestanden codeert. Zie Containervelden instellen om gegevens extern op te slaan voor meer informatie over opslagopties van containergegevens.
16.
Zo wijzigt u het wachtwoord voor een gecodeerd bestand:
1.
2.
3.
Voer het huidige coderingswachtwoord van de database in het tekstvak Coderingswachtwoord in onder in het dialoogvenster Applicatie opties opgeven.
Opmerking  Het tekstvak Coderingswachtwoord is alleen zichtbaar als één of meer van de geselecteerde bestanden zijn gecodeerd.
4.
Opmerkingen
 •
 •
Verwante onderwerpen 
Tips voor de aanmaak van accountnamen en wachtwoorden