Voorbeeld van Script uitvoeren en scriptparameters
De scriptstap Script uitvoeren voert een script uit dat in het huidige bestand of in een ander FileMaker Pro-bestand is gedefinieerd.
Met optionele scriptparameters kunt u tekst in een script opnemen. Zo kunt u bijvoorbeeld een scriptparameter gebruiken om hierin het nummer van de actieve record op te slaan wanneer een script wordt gestart, zodat u aan het einde van het script makkelijk naar deze record kunt terugkeren. Verder kunt u hetzelfde script aanroepen met verschillende knoppen op dezelfde lay-out, en op een eenvoudige manier nagaan met welke knop dit script werd aangeroepen door voor elke knop een andere scriptparameter te gebruiken.
Wanneer u een parameter opgeeft, is deze parameter toegankelijk binnen een script. Bovendien kunt u de parameter doorgeven aan andere scripts met de Get ( ScriptParameter ) function.
Complexe parameters, zoals een lijst met namen of andere waarden, kunnen eveneens worden gebruikt. De waarden in complexe parameters die door regelteruglooptekens van elkaar zijn gescheiden, kunnen worden opgevraagd met de LeftValues function, MiddleValues function en RightValues function. Deze functies halen de eerste, middelste en laatste waarden op uit lijsten met waarden die door regelteruglooptekens van elkaar zijn gescheiden. Als de waarden in complexe parameters door andere tekens van elkaar zijn gescheiden, kunt u deze als tekst ophalen met functies zoals Left function, Middle function en Right function.
Opmerkingen
 •
Een scriptparameter is alleen geldig voor de duur van het script. Scriptparameters worden telkens wanneer een script wordt uitgevoerd opnieuw ingesteld. Als u een scriptparameter wilt aanhouden wanneer een bestand is geopend, kunt u een algemene variabele als scriptparameter gebruiken.
 •
Een scriptparameter geldt alleen voor het bovenliggende script, tenzij die uitdrukkelijk aan een ander script wordt doorgegeven met de functie Get ( ScriptParameter ).
 •
U kunt in een script een scriptparameter gebruiken (maar niet wijzigen) en deze aan subscripts doorgeven met de functie Get ( ScriptParameter ) als parameter voor het subscript. U kunt ook telkens wanneer het subscript wordt aangeroepen met Script uitvoeren verschillende parameters opgeven. Wanneer u wijzigingen aanbrengt in parameters die aan een subscript zijn doorgegeven, wijzigt u hiermee niet de waarde van de parameters die in het basisscript als resultaat van de functie Get ( ScriptParameter ) worden verkregen.
Voorbeeld 1
#In dit voorbeeld wordt met de scriptparameter de titel van het rapport ingesteld
Ga naar lay-out ["Gedetailleerd rapport"]
Script uitvoeren [“Op datum sorteren”; Parameter: "Maandafsluitingsrapport"]
Veld instellen [Verkoop::Rapporttitel; Get ( ScriptParameter )]
Script uitvoeren [“Liggend afdrukken”]
Voorbeeld 2
#In dit voorbeeld wordt een scriptparameter van het ene script aan het andere doorgegeven.
#Stel dat dit script werd aangeroepen met de tekst "Lessen::Inleiding Frans" als parameterwaarde
Ga naar lay-out [Get ( ScriptParameter )]
Script uitvoeren["Maandelijks aanwezigheidsoverzicht"; Parameter: "Maand"
& Month (Get ( HuidigeDatum ))]
Records sorteren [Herstellen; Zonder dialoogvenster]
Printerinstelling [Herstellen; Geen dialoogvenster]
Afdrukken [Herstellen; Geen dialoogvenster]
#In de volgende stap is de resultaatwaarde voor de scriptparameter
nog steeds de oorspronkelijke tekst "Inleiding Frans", die nu als
parameter wordt gebruikt in het subscript "Maandelijks scoreoverzicht"
#De vorige stap Script uitvoeren heeft de waarde voor de
parameter in dit basisscript niet gewijzigd
Script uitvoeren ["Maandelijks scoreoverzicht"; Parameter: Get ( ScriptParameter )]
Records sorteren [Herstellen; Zonder dialoogvenster]
Printerinstelling [Herstellen; Geen dialoogvenster]
Afdrukken [Herstellen; Geen dialoogvenster]