Bestandspaden maken
In FileMaker Pro kunt u bestandspaden naar een externe FileMaker-gegevensbron opgeven.
Opmerking  In latere versies dan FileMaker Pro 9.0 werd een FileMaker-“gegevensbron” nog een “bestandsverwijzing” genoemd.
Elke benoemde FileMaker-gegevensbron kan uit een of meer bestandspaden bestaan. Gebruik bestandspaden voor meerdere bestanden wanneer FileMaker Pro een lijst met potentiële bestanden moet zoeken.
Zie Verbinding maken met gegevensbronnen voor informatie over het toevoegen van een FileMaker-gegevensbron en het opgeven van bestandspaden.
FileMaker Pro ondersteunt de volgende opmaken voor bestandspaden:
 
Het pad naar een doelbestand dat is opgegeven vanaf de locatie van de huidige database. Als de huidige database op afstand is geopend, begint het pad bij de lokale FileMaker Pro-directory
Volledig lokaal of extern (Mac OS)
Het absolute pad naar een doelbestand of –map, lokaal of op een extern volume, te beginnen op het hoogste niveau van het bestandssysteem
filemac:/naamVolume/naamDirectory/bestandsnaam
filemac:/naamVolume/naamDirectory/
Het absolute pad naar het doelbestand of de doelmap in Windows, te beginnen op het hoogste niveau van het bestandssysteem
filewin:/stationsaanduiding:/naamDirectory/bestandsnaam
filewin:/stationsaanduiding:/naamDirectory/
Het absolute pad naar het doelbestand of de doelmap op een Windows-volume dat wordt gedeeld met het gezamenlijk bestandsgebruik van Windows
filewin://naamComputer/sharenaam/naamDirectory/bestandsnaam
filewin://naamComputer/sharenaam/naamDirectory/
Het netwerkpad naar een gedeeld FileMaker Pro-bestand
Voorbeelden van paden naar één bestand
 
Volledig lokaal (Windows XP)
Volledig lokaal (Windows Vista)
FileMaker Network
Voorbeelden van paden naar meer bestanden
Gebruik bestandspaden voor meerdere bestanden wanneer FileMaker Pro een lijst met potentiële bestanden moet zoeken. Bestandspaden worden doorzocht in de volgorde waarin ze voorkomen. FileMaker Pro opent het eerste bestand dat het kan vinden en stopt vervolgens met zoeken. Elk bestandspad moet op een aparte regel staan.
 •
Voorbeeld 1: in dit voorbeeld moet een FileMaker Pro-database op twee verschillende besturingssystemen werken: een Windows-systeem dat toegang heeft tot lokale Windows-bestanden, en een Mac OS-systeem dat toegang heeft tot lokale Mac OS-bestanden. Op beide platforms moet de database toegang hebben tot een lokaal bestand met de naam test.xlsx.
filewin:/C:/Excel-bestanden/Hosted/test.xlsx
filemac:/MacintoshHD/Excel-bestanden/Hosted/test.xlsx
 •
Voorbeeld 2: in dit voorbeeld voor een recordimport met script moet een FileMaker Pro-database toegang hebben tot een bestand dat wordt gehost. Aangezien de host echter mogelijk niet beschikbaar is, verwijst u ook naar twee alternatieve bestanden, de ene gehost door een andere server, de andere lokaal op de vaste schijf opgeslagen. Als het eerste netwerkbestand niet beschikbaar is, zoekt FileMaker Pro het tweede netwerkbestand. Als het tweede netwerkbestand evenmin beschikbaar is, zoekt FileMaker Pro het lokale bestand.
fmnet:/192.168.10.10/Databases/test.fmp12
fmnet:/192.168.100.120/Databases/test.fmp12
file:../Databases/test.fmp12
Variabelen
U kunt variabelen gebruiken in bestandspaden. Met variabelen kunt u dynamisch bestands- of mappaden opgeven voor veel scripts, bijvoorbeeld de scriptstap Records exporteren. Zie Variabelen gebruiken.
Gebruik de Variabele instellen script step als u lokale en algemene variabelen wilt maken.
U kunt ook met de Let function variabelen in berekeningen opgeven.
Het bereik van lokale variabelen is beperkt tot het huidige script. Het bereik van algemene variabelen is beperkt tot het bestand waarin de algemene variabelen zijn gedefinieerd, zolang het bestand geopend is.
Voorbeelden van het gebruik van variabelen in bestandspaden
Veronderstel de volgende variabelen:
$bestandsnaam = "test.xlsx"
$gebruikersnaam= "JanSmits"
$doeldir= "Documenten/Klanten"
$gekozenType = "filewin"
$$bron = "bestand:Documenten/2014/demobestanden"
$stationsaanduiding= "G:"
$zoeklijst = "bestand:oude resultaten.txt
     bestand:../archief/oude resultaten.txt"
 
Alleen een bestandsnaam opgeven
Eén of meer directory's in een pad opgeven
Absolute paden of relatieve paden opgeven, met verschillende padtypeprefixen
filewin:/$stationsaanduiding/$doeldir/contacten.txt
filemac:../$doeldir/contacten
filewin:/G:/Documenten/Klanten/contacten.txt
filemac:../Documenten/Klanten/contacten
Een padtypeprefix dynamisch of als deel van een langer pad opgeven
$gekozenType:/$stationsaanduiding/$doeldir
$$bron/$bestandsnaam
filewin:/G:/Documenten/Klanten
file:Documenten/2014/demobestanden/test.xlsx
Eén of meer volledige paden opgeven
file:oude resultaten.txt
file:../archief/oude resultaten.txt
Een directory (niet een bestand) opgeven
file:$doeldir/
$$bron/
file:$doeldir/$gebruikersnaam/
file:Documenten/Klanten/
file:Documenten/2014/demobestanden/
file:Documenten/Klanten/JanSmits/
Opmerkingen
 •
 •
 •
Als u platformspecifieke bestandspaden wilt maken, laat u het bestandspad beginnen met filemac of filewin. FileMaker Pro zoekt alleen in het platformspecifieke bestandspad dat overeenkomt met het besturingssysteem waarop de FileMaker Pro-toepassing wordt uitgevoerd.
 •
Als u toegang wilt tot een bestand op een gedeeld Windows-volume, gebruikt u de opmaak voor netwerkpaden. Die opmaak is alleen compatibel met gedeelde Windows-volumes. De opmaak is niet compatibel met gedeelde Mac OS-volumes of FileMaker-netwerksamengebruik.
 •
FileMaker raadt het gebruik van sterretjes (*) als jokerteken in netwerkpaden af, omdat dit het FileMaker-netwerkverkeer vertraagt. Vervang een asterisk waar mogelijk door het juiste IP-adres of gebruik variabelen in bestandspaden. Als u een database hebt omgezet vanuit een vorige versie van FileMaker Pro, controleert u de geconverteerde gegevensbronnen en vervangt u alle asterisken door gekende IP-adressen of netwerkbestandspaden.
 •
 •
 •
 •