Externe opslag voor containergegevens beheren
U kunt voor elke database één of meer basisdirectory's definiëren waarin containergegevens extern moeten worden opgeslagen. De standaardlocatie voor elke basisdirectory is de locatie van de database. U kunt basisdirectory's toevoegen, bewerken of verwijderen. U moet volledige toegangsprivileges hebben om basisdirectory's te maken of te wijzigen.
Zo maakt of wijzigt u een basisdirectory:
1.
Wanneer de database is geopend, kiest u Bestand > Beheren > Containers.
Op het tabblad Opslag is minstens één basisdirectory (de standaarddirectory) weergegeven. U kunt deze basisdirectory wel bewerken, maar niet verwijderen, tenzij de lijst ook andere basisdirectory's bevat.
2.
Maak, bewerk of verwijder op het tabblad Opslag een basisdirectory voor de containervelden in deze database.
U kunt subdirectory's voor de afzonderlijke containervelden instellen door Veldopties te kiezen.
 
Klik op Nieuw. Typ in het dialoogvenster Nieuwe basisdirectory een pad voor de basisdirectory. U kunt voor een basisdirectory en absoluut pad, een pad in verhouding tot de locatie van het databasebestand of een netwerkpad opgeven. (Onderaan het dialoogvenster zijn voorbeelden van basisdirectory's weergegeven.) Een basisdirectory mag geen verwijzingen naar een bovenliggende map ("/../") bevatten.
Selecteer de gewenste basisdirectory in de lijst en klik op Bewerken. Wijzig in het dialoogvenster Basisdirectory het pad dat voor Basisdirectory is weergegeven.
3.
Opmerkingen
 •
 •
Als u voor de naam van een basisdirectory een dubbelepunt (:) opgeeft, wordt het laatste gedeelte van het pad geïnterpreteerd als een voorvoegsel voor bestandsnamen. Als de directory bijvoorbeeld /facturen/fact_: is, worden alle facturen in de directory Facturen opgeslagen en wordt aan de bestandsnamen het voorvoegsel fact_ toegevoegd.
 •
Verwante onderwerpen 
Bestandspaden maken