Eigen menuonderdelen maken en bewerken (FileMaker Pro Advanced)Nadat u een menu hebt gemaakt, kunt u menuonderdelen maken. U kunt ook menuonderdelen maken of bewerken die een kopie zijn van de standaard FileMaker-menu's. Menuonderdelen kunnen opdrachten, vervolgmenu's of scheidingstekens zijn. U kunt een menuonderdeel maken dat gebaseerd is op een standaard FileMaker-opdracht of een menuonderdeel maken waaraan aanvankelijk geen opdracht is toegewezen.Wanneer u een menuonderdeel op een FileMaker-opdracht baseert, neemt dat menuonderdeel alle eigenschappen van die opdracht over. U kunt ook eigenschappen (titel, sneltoets of actie) negeren om het menuonderdeel aan te passen.Wanneer u een menuonderdeel maakt waaraan geen opdracht is toegewezen, verschijnt een menuonderdeel met de naam <onbekend> in de lijst Menuonderdelen van het dialoogvenster Eigen menu bewerken. Daarna kunt u de eigenschappen van het menuonderdeel aanpassen.
1.
2.
3. Selecteer in het dialoogvenster Eigen menu's beheren in de lijst met eigen menu's het gewenste menu en klik daarna op Bewerken.
4. Geef in het dialoogvenster Eigen menu bewerken de menuonderdelen op die u aan het menu wilt toevoegen:
Klik op Maken om een nieuw menuonderdeel (<onbekend>) aan de lijst toe te voegen. Kies voor Type menuonderdeel de optie Opdracht en selecteer Gebaseerd op bestaande opdracht. Kies in het dialoogvenster FileMaker-opdracht opgeven een opdracht en klik daarna op Selecteren of OK.Tip Als u een <onbekend> menuonderdeel wilt toevoegen, kunt u ook gewoon Shift ingedrukt houden en op Maken klikken. Klik op Maken om een menuonderdeel <onbekend> aan de lijst toe te voegen. Kies voor Type menuonderdeel de optie Vervolgmenu en klik op Opgeven. Kies een menu in het dialoogvenster Menu selecteren en klik op Selecteren.Opmerking U kunt maximaal 100 menu's aan de menubalk toevoegen. Als u een menu toevoegt waaraan hetzelfde menu als een vervolgmenu is toegevoegd, gaat u wellicht snel die limiet bereiken. Een scheidingsteken toevoegen Klik op Maken om een menuonderdeel <onbekend> aan de lijst toe te voegen. Kies voor Type menuonderdeel de optie Scheidingsteken. Een menuonderdeel dupliceren Een menuonderdeel verwijderen Selecteer een menuonderdeel in de lijst en klik op Verwijderen.Sleep een pijlsymbool omhoog of omlaag om de volgorde van de menuonderdelen in de lijst te wijzigen.
5. Selecteer elk gewenst menuonderdeel in de lijst Menuonderdelen, geef de eigenschappen ervan op en klik vervolgens op OK om het dialoogvenster Eigen menu bewerken te sluiten.
Een opdracht voor een menuonderdeel wijzigen Klik voor Gebaseerd op bestaande opdracht op Opgeven, kies een andere opdracht en klik op Selecteren of OK. Een menuonderdeel in een ander type wijzigen Kies voor Type menuonderdeel een ander type (u kunt bijvoorbeeld een scheidingsteken wijzigen in een opdracht). De naam van een menuonderdeel wijzigen Selecteer Naam onderdeel en voer een nieuwe naam in.Windows: als u een toegangstoets wilt opgeven, typt u een en-teken (&) voor het teken dat u als toegangstoets wilt gebruiken. Typ bijvoorbeeld &Openen als u het menuonderdeel Openen wilt weergeven met de letter “O” als toegangstoets.Als u de menutitel wilt baseren op het resultaat van een berekening, klikt u op Opgeven en stelt u daarna een formule samen in het dialoogvenster Berekening opgeven. Een sneltoets voor een menuonderdeel definiëren Selecteer Sneltoets. Druk in het dialoogvenster Sneltoets opgeven op de gewenste toetsencombinatie en klik daarna op OK. Sneltoetsen verschijnen naast de menuonderdelen in de lijst Menuonderdelen. Een sneltoets voor een menuonderdeel wijzigen Een script of scriptstap uitvoeren wanneer een gebruiker een menuonderdeel selecteert Selecteer Actie. In het dialoogvenster Scriptstap opgeven selecteert u een stap en geeft u zo nodig opties op en klikt u daarna op OK. Zie Scripts maken voor het automatiseren van taken voor meer informatie over scripts en scriptstappen.Tip Als u de werking van een script dat momenteel in uitvoering is, wilt beïnvloeden (om bijvoorbeeld het script te stoppen, af te sluiten, te hervatten of te onderbreken), gebruikt u de scriptstap Script uitvoeren. Een script of scriptstap wijzigen Installer menuonderdelen op basis van voorwaarden die u opgeeft Geef voor Installeren wanneer een berekening op die als resultaat een logische waarde geeft.
• Als de berekening als waar of niet-nul wordt geëvalueerd, wordt het menuonderdeel geïnstalleerd.Voor bijvoorbeeld het menuonderdeel dat moet verschijnen wanneer het bestand in Windows wordt geopend, voert u dit in:
If ( Abs ( Get ( SysteemPlatform ) ) = 2; 1; 0 )
• Als de berekening als onwaar of nul wordt geëvalueerd, wordt het menuonderdeel niet geïnstalleerd.Voor bijvoorbeeld het menuonderdeel dat moet verschijnen wanneer het bestand in Mac OS wordt geopend, voert u dit in:
If ( Abs ( Get ( SysteemPlatform ) ) = 1; 1; 0 )Om ervoor te zorgen dat een menuonderdeel altijd wordt geïnstalleerd, voert u voor Installeren wanneer de waarde 1 in. Voor bijvoorbeeld het menuonderdeel dat moet verschijnen wanneer het bestand in Mac OS wordt geopend, voert u 1 in.
• Als u de werking van een opdracht (naam menuonderdeel, sneltoets of een actie) wilt onderdrukken, moet u het selectievakje Gebaseerd op bestaande opdracht inschakelen en een andere opdracht kiezen. Als het selectievakje niet is ingeschakeld, blijft de originele werking van de opdracht behouden.
• Knoppen op werkbalken zijn gekoppeld aan menuopdrachten. Als u een menuopdracht aanpast waaraan een werkbalkknop is toegewezen, past u ook de knop, de werking hiervan en de bijbehorende knopinfo aan. Bijvoorbeeld de knop Nieuwe record is gekoppeld aan de menuopdracht Nieuw record. Als u de menuopdracht Nieuw record wijzigt in Nieuwe contactpersoon en u een uit te voeren script ervoor opgeeft, voert u met werkbalkknop het script Nieuwe contactpersoon uit en bevat de knopinfo voor de knop de tekst Nieuwe contactpersoon.
• Venstermenu's verschijnen wanneer een gebruiker met de rechtermuisknop op een object of gebied klikt (Windows) of Control ingedrukt houdt en op een object of gebied klikt (Mac OS). Als u een menuonderdeel aanpast waaraan een venstermenuonderdeel is toegewezen, past u ook de werking aan die het venstermenuonderdeel uitvoert.
• FileMaker Pro Advanced werkt menu's en menuopdrachten bij wanneer een menureekswijziging wordt aangevraagd door een wisseling van modus, venster of lay-out of door uitvoering van een script dat tot een vergelijkbaar resultaat leidt. Titels van menu's en menuonderdelen die op veldinhoud of functies zijn gebaseerd, worden alleen bijgewerkt wanneer de menureeksen wijzigen.
• Als u voor twee menuonderdelen dezelfde sneltoets of toegangstoetsen opgeeft, zal FileMaker de eerste vermelding op de menubalk herkennen (van rechts naar links, boven naar onder).
• Als u een en-teken (&) in de naam van een menu of een menuonderdeel wilt laten verschijnen, moet u dit en-teken tweemaal opgeven. Als u bijvoorbeeld een menunaam als Records & rapporten wilt laten verschijnen, voert u de titel zo in: Records && rapporten.
• U kunt in het dialoogvenster Privilegeset bewerken privilegesets wijzigen om te bepalen welke menuonderdelen beschikbaar zullen zijn. Zie Privilegesets maken en beheren.
• Als u Beschikbare menuopdrachten instelt op Alleen bewerken of Minimum, worden menuonderdelen op basis van FileMaker-opdrachten in- of uitgeschakeld, afhankelijk van de instelling. Alle andere menuonderdelen, waaronder onderdelen met aangepaste acties, worden uitgeschakeld. Als u bijvoorbeeld Alleen bewerken kiest, worden alle FileMaker-basisbewerkingsopdrachten ingeschakeld, maar worden alle andere onderdelen (inclusief onderdelen met aangepaste acties) uitgeschakeld.
•
• FileMaker gebruikt sneltoetsen die niet op de menubalk verschijnen. Met bijvoorbeeld Cmd+Option+Z zoomt u in op een Mac OS-venster. Daarnaast zijn ook in het besturingssysteem sneltoetsen vastgelegd. Beide soorten sneltoetsen hebben voorrang op diegene die u definieert in het dialoogvenster Sneltoets opgeven.
• Windows- en Mac OS-sneltoetsen verschillen. Als u bijvoorbeeld in FileMaker Pro Advanced voor Windows de sneltoets Ctrl+H definieert en daarna het bestand opent in Mac OS, wordt de sneltoets toegewezen aan Cmd-H. Dit is strijdig met de Mac OS-sneltoets waarmee u een open toepassing kunt verbergen. De sneltoets werkt zoals verwacht in Windows, maar in Mac OS heeft de sneltoets van het besturingssysteem voorrang op de zelf gedefinieerde sneltoets.
• Test eigen sneltoetsen dan ook op beide platforms. Raadpleeg de documentatie bij uw besturingssysteem voor meer informatie over sneltoetsen.
• Mac OS: Gebruikers kunnen sneltoetsen toewijzen aan geïnstalleerde toepassingen met de systeemvoorkeur Toetsenbord. Deze sneltoetsen hebben voorrang op alle standaard FileMaker Pro-venstermenu's of sneltoetsen van eigen menu's wanneer gebruikers op die computer een oplossingenbestand openen. Sneltoetsen van systeemvoorkeuren worden ook de standaard sneltoets voor alle eigen menu's of menuonderdelen die gemaakt zijn op het ogenblik dat de oplossing op die computer wordt uitgevoerd. Gebruik bij het definiëren van sneltoetsen voor gebruik in FileMaker Pro geen Mac OS-specifieke toetsenbordequivalenten omdat de resultaten dan onvoorspelbaar zijn.