Verwijzingen > Woordenlijst
 

Woordenlijst

#

1-verwijderd-relatie

Een relatie tussen databasetabellen waarin twee tabellen rechtstreeks aan elkaar zijn gerelateerd, zonder andere tussenliggende tabellen.

A

Account

Een gebruikersnaam en (meestal) wachtwoord die toegang verlenen tot een bestand met privileges van een vooraf bepaald niveau. Er zijn twee vooraf gedefinieerde accounts: Admin en Gast. Admin is een account met volledige toegang die kan worden verwijderd of waarvan de naam kan worden gewijzigd. Voor elk bestand moet minstens één account met volledige toegang worden gedefinieerd die via FileMaker wordt geverifieerd. De account Gast is een speciale account die niet kan worden verwijderd en waarvan de naam niet kan worden gewijzigd, maar wel als actief of inactief kan worden ingesteld.

Actief

Geeft aan dat een record, portaalrij, tabblad, optie, veld, herhaling van herhalend veld, lay-outgedeelte of lay-outobject is geactiveerd door middel van een klik, de Tab-toets, een navigatieknop of een script om deze vervolgens te gebruiken. U kunt bijvoorbeeld de waarde in een actief veld wijzigen of werken met gegevens in een actieve record. Een berekeningsfunctie kan het nummer van de actieve portaalrij als resultaat geven.

Actief tabblad

Het tabblad van het scriptbewerkingsvenster in de Scriptwerkruimte dat actief is.

Actief venster

Het venster in de Scriptwerkruimte (scriptvenster, scriptbewerkingsvenster of scriptstappenvenster) dat actief is.

ActiveX-automatisering

Een Windows-protocol voor scripts en programmeerfuncties waarmee bepaalde opdrachten en acties in FileMaker Pro Advanced vanuit andere programma's kunnen worden uitgevoerd. U kunt bijvoorbeeld FileMaker Pro Advanced-bestanden openen en sluiten, de weergave van het programma in- of uitschakelen en FileMaker Pro Advanced-scripts uitvoeren.

Aflopende sorteervolgorde

Omgekeerde alfabetische volgorde (A tot en met Z) voor woorden, volgorde van hoogste tot laagste voor getallen en van laatste tot vroegste voor datums en tijden.

Algemeen resumé

De totale waarde of een andere cumulatieve waarde voor alle records in de gevonden set.

Algemeen resumégedeelte

Met algemene resumégedeelten kunt u resumégegevens (totalen, gemiddelden, enzovoort) bekijken en weergeven in resumévelden voor alle records in de gevonden reeks. U kunt één algemeen resumégedeelte toevoegen aan het begin van een lay-out (algemeen resumé voor) en één algemeen resumégedeelte toevoegen aan het einde van een lay-out (algemeen resumé na).

Algemene variabele

Een algemene variabele kan overal in een berekening of script in een bestand, bijvoorbeeld in andere scripts of bestandspaden, worden gebruikt. De waarde van een algemene variabele wordt pas gewist bij het sluiten van het bestand.

Alleen gegevensinvoer (privilegeset)

Eén van de drie vooraf gedefinieerde privilegesets die in elk bestand voorkomen. De privilegeset Alleen gegevensinvoer biedt lees-/schrijftoegang tot de records in een bestand, maar geen ontwerptoegang (bijvoorbeeld de mogelijkheid om lay-outs en invoerlijsten te maken).

Alleen lezen (privilegeset)

Eén van de drie vooraf gedefinieerde privilegesets die in elk bestand voorkomen. De privilegeset Alleen lezen biedt leestoegang tot de records in een bestand, maar geen schrijf- of ontwerptoegang.

Alphakanaal

Het alphakanaal van een afbeelding bewaart informatie over de transparantie en bepaalt de transparantie van rode, groene en blauwe kanalen.

Animatie

Een visueel effect dat feedback geeft terwijl u acties uitvoert in FileMaker Pro Advanced en FileMaker Go, zoals het schakelen tussen schuifpanelen.

API (Application Programming Interface)

Een reeks bouwstenen voor softwaretoepassingen, zoals gegevensstructuren, variabelen, procedures en functies, die door programmeurs worden gebruikt.

App op maat

Een bestand of reeks bestanden met databasetabellen, lay-outs, scripts en bijbehorende gegevens. Een app op maat voert één of meerdere specifieke taken uit, zoals het bijhouden van klanten of facturen. Soms wordt ook de term oplossing gebruikt.

Apple Events

Een macOS-technologie waarmee toepassingen met elkaar kunnen communiceren. FileMaker Pro Advanced kan Apple Events verzenden naar en ontvangen van toepassingen die deze ondersteunen.

AppleScript

Een scripttaal waarmee u macOS-functies kunt besturen, alsook functies van andere toepassingen die AppleScript ondersteunen (toepassingen die als script kunnen worden uitgevoerd).

ASCII-tekenset

American Standard Code for Information Interchange. Een standaardtekenset die wereldwijd door computersystemen wordt gebruikt (vaak aangevuld met verschillende alfabetten).

Autorisatie

Toestaan dat een bestand toegang heeft tot het schema van een beveiligd bestand (inclusief de tabellen, lay-outs, scripts en invoerlijsten erin). Een dergelijk bestand wordt een geautoriseerd bestand genoemd.

B

Badge

Een pictogram dat voorwaardelijke opmaak, scriptactiveringen, plaatshouders van tekst of knopinfo weergeeft die op een veld, object of lay-out zijn toegepast; dat aangeeft dat in een veld kan worden gezocht; dat een object een knop, popover-knop of knoppenbalk is, of dat een object een favoriet is.

Basismap

Voor containervelden waarin een externe verwijzing is opgeslagen, wordt de map opgeslagen waarin de gegevens zich bevinden waarnaar wordt verwezen. U kunt ook voor elk containerveld met open opslag een bestandssysteempad of een berekening opgeven.

Basisscript

Een script dat scriptparameters definieert en andere scripts kan aanroepen.

Berekeningveld

Een veld waarin de uitkomst van een berekening van waarden wordt opgeslagen. U kunt een formule maken voor de berekening waarin u functies, constanten, operatoren en gegevens uit andere velden in dezelfde record kunt opnemen.

Bestandspad

De locatie van een bestand in een besturingssysteem wordt aangeduid met de stationsaanduiding, mappen, bestandsnaam en bestandsextensie.

Beveiliging

De beveiliging die op een bestand is toegepast. De beveiliging omvat het gebruik van verschillende typen accounts om gebruikers te verifiëren, niveaus van privilegesets om te bepalen wat er met een bestand kan worden gedaan en autorisatie van andere bestanden om verwijzingen naar het huidige bestand (inclusief de tabellen, lay-outs, scripts en invoerlijsten erin) te maken. Beveiliging omvat ook het gebruik van uitgebreide privileges die bepalen welke opties voor samengebruik van gegevens worden toegestaan door een privilegeset.

Bindingssleutel

Een hoofdlettergevoelige sleutel die minimaal 1 teken en maximaal 24 tekens lang is en die de componenten van een runtime-oplossing aan elkaar koppelt.

Bladermodus

De FileMaker Pro Advanced-modus waarin u gegevens in velden invoert en bewerkt. Groepen van velden vormen de records van uw bestand. U kunt naar keuze één record tegelijk weergeven (klik op de lay-outbalk op Formulierweergave), uw records weergeven in een lijst (klik op Lijstweergave) of records geordend in een spreadsheetachtige tabel weergeven (klik op Tabelweergave).

(Gebruik de bladermodus om uw gegevens in te voeren en te bewerken en gebruik de lay-outmodus om vast te leggen hoe uw gegevens worden weergegeven. In de zoekmodus zoekt u naar records die overeenkomen met zoekcriteria en in de schermafdrukmodus geeft u de records weer zoals ze worden afgedrukt.)

Bronbestand

Het bestand waaruit u bij het importeren of exporteren gegevens overbrengt, of het bestand waaruit u een tabel aan de relatiegrafiek toevoegt.

Brontabel

De tabel waarop één of meer tabelvermeldingen in de relatiegrafiek zijn gebaseerd. De brontabel is de tabel die gedefinieerd is op het tabblad Tabellen van het dialoogvenster Database beheren.

Bronveld voor opzoekdefinities

Het veld in de gerelateerde tabel dat de gegevens bevat die u bij een opzoekdefinitie wilt kopiëren.

C

Cache

Een deel van het RAM (Random Access Memory) dat door een programma is voorbehouden om vaak gebruikte gegevens te bewaren, om zo sneller toegang tot de gegevens te verlenen dan wanneer die gegevens vanaf de harde schijf worden gelezen. Een grotere cache zorgt ervoor dat FileMaker Pro Advanced betere prestaties levert. Als u een kleinere cachegrootte instelt, worden gegevens vaker opgeslagen op de vaste schijf. Gegevensverlies in geval van een systeemstoring wordt dan tot een minimum beperkt.

Client

Een gebruiker die een verbinding tot stand brengt met een database die wordt gehost op FileMaker Server, FileMaker Cloud, of FileMaker Pro Advanced met FileMaker Go, FileMaker Pro Advanced, een ODBC/JDBC-client, of een webbrowser (alleen gehost op FileMaker Server of FileMaker Cloud). Een FileMaker-client is een gebruiker met FileMaker Go of FileMaker Pro Advanced. Een webpublicatieclient is een gebruiker met FileMaker WebDirect, Custom Web Publishing of FileMaker Data API.

Client/server-structuur

De relatie tussen twee computers in een netwerk die bronnen samengebruiken. De client vraagt diensten van de server en de server verleent diensten aan de client.

Clienttoepassing

De toepassing die (SQL-)gegevens opvraagt uit een (ODBC- of JDBC-)gegevensbron. FileMaker Pro Advanced fungeert ook zelf als clienttoepassing wanneer het toegang krijgt tot een bestand dat door FileMaker Server of FileMaker Cloud wordt gehost.

Coderingswachtwoord

Het wachtwoord dat moet worden ingevoerd om een gecodeerd bestand te openen. In FileMaker Pro Advanced is het coderingswachtwoord vereist voor de FileMaker Pro Advanced-gebruiker die het bestand opent maar niet voor de client die een bestand opent dat door FileMaker Pro Advanced wordt gehost. FileMaker Pro Advanced is vereist om een coderingswachtwoord in te schakelen, uit te schakelen of te wijzigen.

Consistentiecontrole

Bij een consistentiecontrole wordt een bestand onderzocht dat mogelijk is beschadigd doordat het, bijvoorbeeld, niet goed is afgesloten. FileMaker Pro Advanced leest elk bestandsblok en controleert of de interne structuur van het blok geldig is en of het blok correct is gekoppeld aan andere blokken in het bestand. (Bij een consistentiecontrole worden niet alle gegevens in elk bestandsblok gelezen en worden niet het schema en de structuren op een hoger niveau in het bestand gecontroleerd: Dit zijn taken voor bestandsherstel.)

Constante

Een vaste waarde die u in een formule invoert. Een constante kan bijvoorbeeld een veldnaam, een tekst ("Totaal:") of een getal zijn. De waarde van de constante verandert niet van record tot record als de formule wordt geëvalueerd.

Containergegevens

Foto's, video's en documenten, zoals Microsoft Word-bestanden en PDF-bestanden, kunnen in een containerveld worden ingevoegd. Gegevens in containervelden kunnen in het veld worden ingesloten, als een bestandsverwijzing of extern worden opgeslagen.

Context

De tabelvermelding waaruit berekeningen en scripts worden opgesteld, en van waaruit een relatie wordt geëvalueerd in de relatiegrafiek.

Converteren

Een gegevensbestand van een ander programma openen, waarbij een nieuw FileMaker Pro Advanced-bestand wordt gemaakt dat de gegevens bevat.

De term converteren wordt ook gebruikt als u een bestand uit een vorige versie van FileMaker Pro Advanced of FileMaker Pro opent.

D

Data Source Name (DSN)

Een gegevensstructuur met de informatie over een specifiek bestand dat een ODBC-stuurprogramma nodig heeft om er verbinding mee te kunnen maken.

Database

De indeling van tabellen en velden en hun onderlinge relaties in een bestand.

Database Design Report

Een geavanceerde tool waarmee u een rapport van uw databaseschema maakt.

Databasebeheersysteem DBMS (Database Management System)

Een toepassing waarmee u gegevens in een database kunt opslaan, verwerken en opvragen.

Databasebestand

Een onderdeel van een FileMaker Pro Advanced-app op maat.

Databasecodering

Een vorm van codering die "gegevens in rusttoestand" beschermt. Voor FileMaker zijn gegevens in rusttoestand een FileMaker Pro Advanced-bestand en de bijbehorende tijdelijke bestanden die op de schijf zijn opgeslagen (en niet zijn geopend). Een gecodeerd bestand is beschermd tegen onbevoegde toegang met een coderingswachtwoord. FileMaker Pro Advanced is vereist om bestanden te coderen. De codering van gecodeerde bestanden kan indien nodig worden verwijderd en opnieuw worden toegepast.

Deelvenster met tabblad

Een onderdeel van een tabbladbesturingselement. Het deelvenster met tabblad is het gebied dat wordt weergegeven wanneer een tab in een tabbladbesturingselement wordt geselecteerd. U kunt objecten zoals lijnen, velden, knoppen, portalen, geïmporteerde afbeeldingen, tekstblokken, tabbladbesturingselementen, schuifbesturingselementen en Web Viewers plaatsen in tabbladen.

Deelvenster Objecten

In de modus Lay-out is dit een deelvenster met de tabbladen Velden en Objecten. Klik op Knop Deelvenster objecten in de statusbalk om het deelvenster Objecten te openen. Of kies Weergave > Objecten > Tabblad Velden of Tabblad Objecten.

Developer-hulpprogramma's

Een geavanceerde tool waarmee u bestanden kunt binden als een runtime-oplossing, bestanden kunt weergeven in de modus Kiosk, gebruikers kunt beletten het ontwerp of de structuur van databases te wijzigen, automatisch een set bestanden kunt hernoemen en koppelingen naar gerelateerde bestanden kunt bijwerken.

Dialoogvenster

Een documentenvenster in een modale toestand. De werking van het venster is vergelijkbaar met die van een venster wanneer een script in uitvoering is onderbroken. U kunt een dialoogvenster maken en aanpassen met de scriptstap Nieuw venster.

Documentenvenster

Een standaard FileMaker Pro Advanced-venster zonder modus. U kunt een documentenvenster maken en aanpassen met de scriptstap Nieuw venster.

Doelbestand

Het bestand waarnaar u gegevens overbrengt bij het importeren of exporteren.

Doelveld voor opzoeken

Het veld waarnaar u gegevens wilt kopiëren tijdens een opzoekdefinitie.

Domain Name Server (DNS)

Een server die de URL van een website (bijvoorbeeld https://www.filemaker.com/nl) in overeenstemming brengt met zijn eigen numerieke IP-adres (bijvoorbeeld 12.34.56.78).

Domeinnaam

Een naam die een computer op het internet identificeert.

DTD (Document Type Definition)

Een formele beschrijving van een bepaald type XML. DTD definieert een documentstructuur, alsook de namen van gegevenselementen en de plaats waar zij binnen de structuur kunnen voorkomen. Geldige XML voldoet aan de regels die in de overeenkomstige DTD zijn vastgesteld.

Dynamische hulplijnen

Horizontale en verticale hulplijnen in de lay-outmodus die u helpen objecten te verplaatsen, te vergroten/verkleinen of uit te lijnen. Dynamische hulplijnen worden ook "uitgelijnd op" de boven- en ondergrens en het middelpunt van objecten wanneer u ze verplaatst, of positioneert of de grootte ervan aanpast.

E

Een-op-één-relatie

Een relatie tussen gegevens in databasetabellen waarbij één record in de eerste tabel gerelateerd is aan één record in de tweede tabel.

Een-op-veel-relatie

Een relatie tussen gegevens in databasetabellen waarbij één record in de eerste tabel gerelateerd is aan meerdere records in de tweede tabel.

Eigen functie

Een andere functie dan de standaardfuncties van FileMaker Pro Advanced. U kunt eigen functies maken die overal in het bestand opnieuw kunnen worden gebruikt.

Eigen menu

Een ander menu dan de standaardmenu's van FileMaker Pro Advanced. U kunt uw eigen menu's, menuonderdelen en menureeksen maken.

Eigenschappen menuonderdeel

Alle instellingen voor een menuonderdeel, inclusief platform, titel, sneltoets en actie.

Ethernet

Een snel type lokaal netwerk waarmee computers en randapparatuur binnen hetzelfde gebouw of bedrijvencomplex met elkaar worden verbonden.

Etiketten (lay-out)

Een vooraf gedefinieerde lay-out waarin de velden zijn geordend voor horizontaal of verticaal afdrukken op etiketpapier en indexvellen.

Exporteren

Gegevens uit een bestand zo opslaan dat ze kunnen worden gebruikt in een ander bestand of een andere toepassing.

Extern script

Een script dat door een bestand wordt gebruikt, maar dat in een ander bestand is gedefinieerd. Gebruik de scriptstap 'Script uitvoeren' om een gedefinieerd script uit een gerelateerd bestand te selecteren of om een bestandsverwijzing naar een bestand op uw harde schijf of in uw netwerk te selecteren.

Extra veld

Een FileMaker Pro Advanced-berekeningveld of -resuméveld dat u aan ODBC-tabellen kunt toevoegen om vanuit FileMaker Pro Advanced berekeningen uit te voeren op de externe gegevens. Daarbij worden de berekeningen niet opgeslagen en wordt het schema van de ODBC-tabel niet gewijzigd.

F

FileMaker Network

Een communicatiemethode waarmee u bestanden die worden gehost door FileMaker Server, FileMaker Cloud of FileMaker Pro Advanced via een netwerk kunt delen met anderen die FileMaker Pro Advanced of FileMaker Go gebruiken. De FileMaker Network-instellingen en -privileges die u instelt, bepalen hoe andere gebruikers (clients) het gedeelde bestand kunnen openen en gebruiken.

FileMaker Go

Een programma waarmee u kunt werken met FileMaker Pro Advanced-oplossingen (ontwikkeld in FileMaker Pro Advanced) op een iPhone, iPod touch of iPad.

FileMaker WebDirect

Een webtoepassing voor toegang tot lay-outs vanuit bestanden in een webbrowser. Webclients gebruiken FileMaker WebDirect voor toegang tot lay-outs vanuit bestanden die door FileMaker Server of FileMaker Cloud worden gehost.

Firewall

Een beveiligingssysteem dat de ongeoorloofde toegang tot een lokaal netwerk belet. Binnen een firewall staat meestal één computer die is verbonden met het internet en al het internetverkeer moet via die computer verlopen.

Formule

Een set instructies die FileMaker Pro Advanced opvolgt voor de berekening van een waarde die wordt gebruikt in een veld of die worden aangehouden als de criteria voor overeenkomende databaserecords.

Formulierweergave

Hierin wordt één record tegelijk weergegeven. Velden worden standaard op afzonderlijke regels weergegeven. Klik op de lay-outbalk op Formulierweergave om deze weergave te selecteren.

Functie

Een vooraf gedefinieerde formule waaraan een naam is toegekend. Deze formule voert een specifieke berekening uit en geeft één specifieke waarde als resultaat.

G

Gast

Een gebruiker die een beveiligd bestand opent zonder een accountnaam en wachtwoord op te geven. Aan de account Gast wordt een privilegeset toegewezen die bepaalt wat gasten in het bestand kunnen doen. De gasttoegang voor een bestand kan worden uitgeschakeld.

Geavanceerde tools

FileMaker Pro Advanced-functies voor ontwikkeling en implementatie (bijvoorbeeld Script Debugger, eigen menu's en databasecodering) die beschikbaar zijn wanneer de algemene voorkeur Geavanceerde tools gebruiken is ingeschakeld.

Gedeeld bestand

Een bestand waarvoor delen is ingeschakeld zodat gebruikers via een netwerk toegang kunnen krijgen tot het bestand. FileMaker Server, FileMaker Cloud en FileMaker Pro Advanced ondersteunen elk één of meerdere van de volgende manieren voor het delen van bestanden: FileMaker-netwerksamengebruik, waardoor meerdere gebruikers van FileMaker Pro Advanced of FileMaker Go een bestand gelijktijdig kunnen gebruiken; publicatie van bestanden voor gebruikers van webbrowsers via FileMaker WebDirect, Custom Web Publishing of de FileMaker Data API; en deling van gegevens met andere programma's via ODBC/JDBC.

Gedeelde ID

Een hoofdlettergevoelig ID dat minimaal 1 teken en maximaal 32 tekens lang is en dat gecodeerde bestanden in een oplossing met meerdere bestanden aan elkaar koppelt.

Gedeeltelabel

Het label in de lay-outmodus dat aan het linkeruiteinde van, of naast, de scheidingslijn onder in elk lay-outgedeelte verschijnt. U kunt de grootte van een gedeelte wijzigen door het gedeeltelabel naar boven of naar beneden te slepen. U kunt ook het dialoogvenster Gedeelten definiëren openen door te dubbelklikken op het label.

Gegevensbron

Een benoemde verwijzing die toegang biedt tot een ander FileMaker Pro Advanced-bestand of tot een ODBC-database. ODBC-gegevensbronnen worden ook wel externe SQL-bronnen (ESS) genoemd.

Bij het uitzetten van gegevens in een grafiek, de oorsprong van de uit te zetten gegevens — huidige gevonden reeks, huidige record (gescheiden gegevens) of gerelateerde records.

Gegevensinzage

Een geavanceerde tool waarmee u uitdrukkingen kunt volgen zoals veldwaarden, lokale en algemene variabelen en berekeningen. U kunt uitdrukkingen volgen bij het uitvoeren van scripts of bij het testen ervan in Script Debugger. U kunt ook veldwaarden en variabelen in het bestand volgen.

Gegevenspunt

In een grafiek wordt de waarde van gegevens uitgezet op de x- of y-as en weergegeven als een kolom, staaf, punt, bel of cirkel.

Gegevensreeks

Gegevenspunten die in een grafiek worden uitgezet. Wanneer verschillende gegevensreeksen in een grafiek worden uitgezet, wordt elke gegevensreeks in een unieke kleur weergegeven en in de legenda van de grafiek, indien opgenomen, gedefinieerd.

Gegroepeerd object

Een verzameling objecten die zich gedraagt als één object in de lay-outmodus.

Geofence

Een virtuele grens rondom een geografische locatie.

Gerelateerd veld

Bij relationele databases is dit een veld in de ene tabel dat gerelateerd is aan een veld in een andere tabel (of aan een ander veld in dezelfde tabel). Als een relatie tussen twee tabellen wordt gedefinieerd (zelfs via een andere tabel), kunt u vanuit de ene tabel toegang krijgen tot gegevens in velden in de andere tabel.

Gerelateerde record

Een record in de gerelateerde tabel waarvan het vergelijkingsveld (volgens de gebruikte relatie) een waarde bevat die gelijk is aan de waarde in het vergelijkingsveld van een andere tabel.

Gerelateerde tabel

Bij relationele databases is dit de tabel die de gegevens bevat die u wilt opvragen en waarmee u wilt werken in de huidige tabel. Bij opzoekdefinities is dit de tabel die de gegevens bevat die moeten worden gekopieerd.

Geselecteerd tabblad

In de Scriptwerkruimte, het tabblad op de voorgrond waarin u een script kunt aanmaken of bewerken.

Gevonden reeks

De reeks records in een tabel die actief wordt gemaakt wanneer u gegevens zoekt. Als u alle records zoekt, bestaat de gevonden reeks uit de gehele database.

GIF (Graphics Interchange Format)

Een platformonafhankelijke bestandsindeling die vaak wordt gebruikt voor de verspreiding van afbeeldingen via het internet.

Globaalveld

Een veld dat met de optie voor globale opslag is gedefinieerd, kan één waarde bevatten die voor alle records in een bestand wordt gebruikt. Gebruik de waarde van een globaalveld als een vaste waarde in berekeningen, om variabelen te declareren in de scriptstappen If en Loop, of voor velden die niet vaak moeten worden bijgewerkt (bijvoorbeeld een bedrijfslogo in een containerveld). Een globaalveld kan van elk type zijn, behalve een resuméveld. Een globaalveld kan niet worden geïndexeerd.

Grafiek

Een grafische weergave waarmee u eenvoudig gegevens kunt vergelijken en patronen en trends kunt herkennen.

Grafieklegenda

Een code die aangeeft welke kleuren zijn toegewezen aan een gegevensreeks in een grafiek.

Grammatica

Een nauwkeurige beschrijving van een formele taal, zoals XML, die bestaat uit reeksen regels voor de manier waarop tekenreeksen (woorden) in de taal kunnen worden gegenereerd en voor de manier waarop de tekenreeksen als een onderdeel van de taal kunnen worden herkend.

H

Handgreep

Een handgreep is een van de kleine vierkantjes rondom een geselecteerd object waarmee u de grootte en de vorm van het object kunt wijzigen.

Herhalend veld

Een veld met meerdere afzonderlijke waarden.

Herstellen

Als een bestand beschadigd is (bijvoorbeeld doordat het betreffende programma onverwacht werd afgesloten tijdens een update van de vaste schijf), kunt u proberen het bestand te herstellen. FileMaker Pro Advanced behoudt zoveel mogelijk gegevens (het schema en de structuur van het bestand, evenals de tabellen, records, lay-outs, scripts en velddefinities).

Homepage

De beginpagina van een website. Deze pagina heeft vaak de vorm van een inhoudsopgave, zodat gebruikers van hieruit naar andere delen van de website kunnen gaan.

Hoofdgedeelte

Een lay-outgedeelte dat individuele records uit een bestand bevat.

Host

FileMaker Server, FileMaker Cloud en FileMaker Pro Advanced kunnen een bestand openen en delen waartoe andere gebruikers (clients) toegang kunnen krijgen. Alle wijzigingen worden opgeslagen in het bestand op de computer waarop het bestand staat. FileMaker-netwerkinstellingen en -privileges bepalen hoe FileMaker-clients interactief werken met de gehoste bestanden.

HTML (Hypertext Markup Language)

Een taal die wordt gebruikt voor de weergave van en toegang tot gegevens op het World Wide Web.

HTTP (Hypertext Transfer Protocol)

Het internetprotocol waarmee wordt gedefinieerd hoe een webserver reageert op het verzoek om bestanden.

Hulpbestanden

In een runtime-oplossing zijn dat de bestanden die samen met een hoofdbestand (of primair bestand) worden gebundeld.

Hulplijnen

Verplaatsbare horizontale en verticale lijnen, die niet worden afgedrukt, waarmee u objecten eenvoudiger kunt plaatsen en uitlijnen in de lay-outmodus. Als u een object sleept, worden het midden van een object en de begrenzingen boven, onder, links en rechts automatisch "uitgelijnd" op een hulplijn.

I

iBeacon

Een apparaat dat een energiezuinig Bluetooth-signaal verstuurt dat iOS-apparaten kunnen detecteren om de locatie en de nabijheid van de iBeacon te bepalen.

Importeren

Gegevens uit een ander bestand of uit een andere tabel of toepassing overbrengen (kopiëren) naar de huidige tabel. U kunt ook scripts uit het ene FileMaker Pro Advanced-bestand importeren in het andere.

Indexeren

Een optie die kan worden ingeschakeld als u de definitie van een veld vastlegt (of wijzigt). Als indexeren is ingeschakeld, maakt FileMaker Pro Advanced een lijst met alle waarden die dat veld in de tabel bevat. Hierdoor kunnen gegevens sneller worden opgezocht, maar het bestand neemt wel meer schijfruimte in beslag.

Infovenster

Hiermee kunt u in de modus Lay-out de instellingen voor objecten, lay-outgedeelten en de lay-outachtergrond weergeven en bewerken. Klik op Knop Infovenster in de statusbalk om het infovenster te openen. Of selecteer het menu Weergave > Infovensters > Infovenster.

Ingesloten

Voor containervelden, een veld dat in het containerveld is opgeslagen. Containergegevens kunnen ook als verwijzing of extern worden opgeslagen.

Inline schuifbalk

Een schuifbalk die alleen verschijnt tijdens het schuiven.

interactieve container

Een containerveld waarvoor de optie Interactieve inhoud in het Infovenster is geselecteerd. Interactive containers worden weergegeven met de webbrowsertechnologieën die door Web Viewer worden gebruikt.

Interne relatie

Een relatie tussen velden in dezelfde tabel. Hierbij wordt in de relatiegrafiek een extra vermelding van de tabel gemaakt.

Internet

Een internationaal netwerk van een groot aantal andere netwerken die zijn gekoppeld met het TCP/IP-netwerkprotocol.

Internetaanbieder

Een bedrijf waarbij u een aansluiting met het internet koopt.

Intranet

Een particulier TCP/IP-netwerk van gekoppelde computers binnen een bedrijf of organisatie.

Invoegtabel

Een categorie tabellen met daarin een reeks velden die u kunt toevoegen aan apps op maat om voor iedere record meerdere exemplaren van een item bij te houden. Zo houdt de invoegtabel E-mailadressen wanneer deze is toegevoegd aan een contactpersonen-app meerdere e-mailadressen bij voor iedere contactpersoon.

Invoerlijst

U kunt veelgebruikte tekst-, getal-, datum- en tijdwaarden als een invoerlijst definiëren om bij het invoeren van gegevens tijd te besparen en nauwkeurigheid te garanderen. Als u gegevens invoert, kunt u kiezen uit de lijst met gedefinieerde waarden.

U kunt invoerlijsten opmaken om te worden weergegeven in een keuzelijst of venstermenu, of om te worden weergegeven als selectievakjes of keuzerondjes. De waarden in een invoerlijst kunnen door de gebruiker zijn gedefinieerd of zijn gebaseerd op de waarden in een veld in hetzelfde bestand of in een ander bestand. U kunt ook relaties definiëren om te gebruiken voor invoerlijsten en bepaalde gerelateerde waarden te zoeken en weer te geven. Het is ook mogelijk een invoerlijst te gebruiken van een ander bestand.

IP-adres

Voor IPv4 is dit een uit vier delen bestaand nummer, meestal in de structuur 12.34.56.78: Dit adres is de unieke identificatie van een computer op het internet; voor IPv6 is dit een uit acht delen bestaand nummer, meestal in de structuur [2001:0DB8:85A3:08D3:1319:8A2E:0370:7334]: Dit adres is de unieke identificatie van een computer op het internet. Wanneer u in een programma naar dit adres wilt verwijzen, moet u IPv6-adressen tussen haken plaatsen, bijvoorbeeld [2001:0DB8:85A3:08D3:1319:8A2E:0370:7334].

J

JDBC

Een Java-API die SQL-instructies gebruikt om toegang te krijgen tot gegevens uit, en om gegevens uit te wisselen met, een groot aantal databasebeheersystemen. Het JDBC-stuurprogramma communiceert tussen uw Java-applet en de FileMaker Pro Advanced of FileMaker Server-gegevensbron.

JPEG (Joint Photographic Experts Group)

Een platformonafhankelijke bestandsindeling die vaak wordt gebruikt voor de verspreiding van afbeeldingen via het internet.

JSON (JavaScript Object Notation)

Een eenvoudige structuur voor gegevensuitwisseling die door veel webservices wordt gebruikt om gegevensobjecten die zijn samengesteld uit naam-waarde-paren over te zetten.

K

Kaart

Een soort venster dat modaal is ten opzichte van het bovenliggende venster, waardoor gebruikers andere vensters of bestanden kunnen openen zonder de kaart eerst te sluiten. Maak en pas een kaart aan met de scriptstap Nieuw venster.

Kalender-keuzelijst

Een veld dat is ingesteld om een interactieve maandkalender weer te geven wanneer een gebruiker in de blader- of zoekmodus in het veld komt.

Keuzelijst met invoervak

Een soort lijst die u kunt instellen in de modus Lay-out. Selecteer op het tabblad Gegevens Knop Deelvenster objecten van het infovenster de optie Pictogram opnemen om lijst te tonen of te verbergen. De lijst wordt alleen geopend wanneer gebruikers op de pijl klikken, niet wanneer ze de cursor in het veld plaatsen.

Kiosk

Een FileMaker-oplossing die op volledig scherm wordt uitgevoerd, zonder werkbalken of menu's. Gebruikers klikken op knoppen om te navigeren. Gebruik de Developer-hulpprogramma's om kioskoplossingen te maken. U kunt kioskoplossingen binden als autonome runtime-oplossingen.

Klembord

Een tijdelijk opslaggebied in het computergeheugen, waarin FileMaker Pro Advanced de meest recente selectie die u hebt geknipt of gekopieerd plaatst.

Kloon

Een kopie van een FileMaker Pro Advanced-bestand waarin alle velddefinities, tabellen, lay-outs, scripts en opties voor pagina-instelling zijn opgenomen, maar geen gegevens.

Knop

Een lay-outobject dat een opgegeven script in de modus Bladeren of Zoeken uitvoert.

Knopinfo

Een vakje waarin tekst wordt weergegeven wanneer een gebruiker de cursor boven een lay-outobject houdt. Knopinfo wordt weergegeven in de blader-, zoek- en lay-outmodus.

Knoppenbalk

Een lay-outobject dat knoppen of popover-knoppen in een horizontale of verticale balk weergeeft. Knoppenbalken bevatten segmenten die individuele knoppen voorstellen die bestaan uit de combinatie van een knoppictogram en een tekstlabel.

Kolom

Wanneer een lay-out in de Tabelweergave wordt bekeken, stelt elke kolom een veld voor.

Kopgedeelte

In het kopgedeelte kunt u informatie zoals kolomkoppen, titels en andere gegevens opnemen die alleen boven aan elke pagina van een lay-out worden weergegeven. In FileMaker Pro Advanced wordt het kopgedeelte in de modus Bladeren weergegeven en op elke pagina afgedrukt, behalve op de eerste pagina als u een titelkopgedeelte toevoegt. Als u velden in het kopgedeelte opneemt, worden ze op elke pagina afgedrukt met gegevens uit de eerste record op die pagina.

L

Lay-out

Een ordening van velden, objecten, afbeeldingen en andere lay-outgedeelten waarmee informatie wordt geordend en gepresenteerd als u door records bladert, een schermafdruk van records maakt of records afdrukt. U kunt verschillende lay-outs maken voor het invoeren van gegevens, het afdrukken van rapporten, adresetiketten, het weergeven van webpagina's, enzovoort.

Lay-out Envelop

Een vooraf gedefinieerde lay-out met velden die zijn gerangschikt om te worden afgedrukt op standaardbedrijfsenveloppen.

Lay-out Lijstweergave

Een type rapportlay-out waarin velden die u opgeeft, op één regel over de breedte van het scherm of de pagina worden weergegeven. Veldnamen staan in het kopgedeelte en het voetgedeelte is leeg.

Lay-out van het type master-details

Een lay-out die een lijst met items weergeeft in het ene gebied, en de details van een geselecteerd item in het andere gebied. Bijvoorbeeld: in de lijst met e-mailberichten in uw inbox kunt u klikken op een bericht om details zoals de datum, afzender en de inhoud te zien.

Lay-out/rapport maken (wizard)

De wizard Lay-out/rapport maken begeleidt u bij de samenstelling van een lay-out of rapport in overeenstemming met opties die u kiest. Klik in de lay-outmodus op de statusbalk op Lay-out/rapport maken of kies Lay-outs > Lay-out/rapport maken.

Lay-outbalk

Dit is het gedeelte op de statusbalk waar de opties voor het werken met lay-outs, zoals het venstermenu voor lay-outs, worden weergegeven.

 

Lay-outbalk in de bladermodus

Opmaakbalk in de modus Lay-out in macOS

 

Lay-outbalk in de lay-outmodus

Schuifbesturingselement dat een schuifpaneel in de modus Bladeren toont.

Lay-outgedeelte

Een gedeelte van een lay-out waarin gegevens worden geordend of geresumeerd. Tot de lay-outgedeelten behoren hoofdgedeelte, kopgedeelte, voetgedeelte, titelkopgedeelte, titelvoetgedeelte, algemeen resumé voor, algemeen resumé na, subresumé voor en subresumé na.

Lay-outgereedschappen

In de lay-outmodus is dit een verzameling gereedschappen op de statusbalk zoals het selectiegereedschap (de cursor), het tekstgereedschap, het lijngereedschap, de gereedschappen voor rechthoeken en afgeronde rechthoeken, het ovaalgereedschap, het veld/besturingselement-gereedschap, het knopgereedschap, het popover-knopgereedschap, het knoppenbalkgereedschap, het tabbladbesturingsgereedschap, het schuifbesturingselementgereedschap, het portaalgereedschap, het grafiekgereedschap, het Web Viewer-gereedschap, het veldgereedschap, het gedeeltegereedschap en het gereedschap Opmaak kopiëren/plakken.

Lay-outmodus

De FileMaker Pro Advanced-modus waarin u bepaalt hoe informatie in velden op het scherm en op afgedrukte rapporten wordt gepresenteerd.

(Gebruik de bladermodus om uw gegevens in te voeren en te bewerken en gebruik de lay-outmodus om vast te leggen hoe uw gegevens worden weergegeven. In de zoekmodus zoekt u naar records die overeenkomen met zoekcriteria en in de schermafdrukmodus geeft u de records weer zoals ze worden afgedrukt.)

Lay-outthema

Een verzameling gecoördineerde stijlen die de kleur-, object-, gedeelte- en achtergrondkenmerken en de gebruikte lettertypen in een lay-out bepalen. Met thema's geeft u rapporten en lay-outs een fraai en consistent uiterlijk. Met thema's hebt u geen invloed op de plaatsing of de werking van velden en objecten in een lay-out: Een thema wordt toegekend wanneer u een nieuwe lay-out maakt maar u kunt het thema wijzigen in de lay-outmodus. U kunt ook een thema maken door de stylen van de lay-out te wijzigen en vervolgens het thema op te slaan onder een nieuwe naam.

Lay-outtypen

FileMaker Pro Advanced bevat meerdere vooraf gedefinieerde typen lay-outs en rapporten voor weergave op verschillende typen apparaten (zoals het beeldscherm van laptops of het scherm van touch-apparaten) voor verschillende doeleinden (zoals records zoeken, gegevens invoeren of rapporten, etiketten of enveloppen afdrukken). Nadat u een lay-outtype hebt gekozen, kunt u extra keuzen maken.

Als u een vooraf gedefinieerd lay-outtype wilt gebruiken, klikt u in de lay-outmodus op de statusbalk op Lay-out/rapport maken. De wizard begeleidt u bij de samenstelling van het gewenste type lay-out of rapport. Als u klaar bent met de wizard, gebruikt u de gereedschappen en opdrachten in de lay-outmodus om de lay-out helemaal aan uw wensen aan te passen.

Lege lay-out

Een lay-out met lege hoofd-, kop- en voetgedeelten.

Lijstscheidingsteken in functie

Het interpunctieteken ; (een puntkomma) waarmee parameters in een functie worden gescheiden. Als u een komma (,) typt, wijzigt FileMaker Pro Advanced dat teken in een puntkomma nadat u het dialoogvenster ‘Berekening opgeven’ hebt gesloten.

Lijstweergave

Geeft records een voor een weer in lijstformaat. Klik op de lay-outbalk op Lijstweergave om deze weergave te selecteren.

Link naar snapshot

Een gevonden reeks records die is opgeslagen in de FMPSL-indeling (FileMaker Pro Snapshot Link), met de bestandsnaamextensie .fmpsl. Een link naar snapshot legt de gevonden reeks vast zoals die was toen u de zoekopdracht uitvoerde en bewaart die. U kunt een FMPSL-bestand ook naar een andere persoon e-mailen.

Logische waarde

Een logische waarde (of booleaanse waarde) is waar of onwaar. Een veld dat een willekeurig getal bevat, met uitzondering van nul, geeft waar als resultaat. Een veld dat nul, geen gegevens of inhoud bevat die niet resulteert in een getal, geeft onwaar als resultaat. Bijvoorbeeld een veld met de inhoud "ABC" of "ABC0" of een leeg veld is onwaar. Een veld met de inhoud "1" of "ABC2" is waar.

Lokaal netwerk (LAN, local area network)

Een verbinding tussen computers binnen een locatie via kabels of een draadloos systeem.

Lokale melding

Een melding die wordt verzonden door en geleverd op hetzelfde apparaat. Lokale meldingen worden weergegeven zelfs als de FileMaker-client zich niet op de voorgrond bevindt.

Lookup

Bij een opzoekdefinitie worden gegevens in een gerelateerde tabel gezocht en van daaruit gekopieerd naar een veld in de huidige tabel. Nadat de gegevens zijn gekopieerd, maken ze deel uit van de huidige tabel (en blijven ze tevens bestaan in de tabel waaruit ze zijn gekopieerd). Gegevens die naar een tabel worden gekopieerd, worden niet automatisch bijgewerkt als de waarden in de gerelateerde tabel worden gewijzigd.

M

Maateenheid

In de blader- en lay-outmodus kunt u de maateenheid instellen op punten, centimeter of inch.

Meervoudig sleutelveld

Een vergelijkingsveld met meerdere waarden. Elke waarde staat op een aparte regel. Een meervoudig sleutelveld kan in de ene tabel worden gebruikt in een relatie om te zoeken naar meerdere mogelijke overeenkomende waarden in het vergelijkingsveld van de andere tabel. Soms wordt dit ook een complex sleutelveld genoemd.

Menu

Een lijst met menuonderdelen. Elk menu heeft een titel die op de menubalk verschijnt.

Menubalk

Het gebied boven in het venster (Windows) of het scherm (macOS) waarin de geïnstalleerde menureeks wordt weergegeven.

Menuonderdeel

Eén onderdeel dat in een menu op de menubalk is vermeld. Een menuonderdeel komt overeen met één opdracht, submenu of scheidingsteken.

Menureeks

De verzameling menu's die op de menubalk wordt geïnstalleerd.

Modaal venster

Een venster waarin een actie van de gebruiker is vereist voordat deze in FileMaker Pro Advanced kan verder werken. Gebruik een modaal venster om waarschuwingen weer te geven of informatie van gebruikers te verkrijgen.

Modus

De vier verschillende omgevingen in FileMaker Pro Advanced (Bladeren, Zoeken, Lay-out en Schermafdruk) die u gebruikt om met uw bestand te werken.

N

Navigatiegedeelte

Een lay-outgedeelte dat verschijnt boven een titelkopgedeelte (bovenste navigatiegedeelte) of onder een titelvoetgedeelte (onderste navigatiegedeelte) en dat velden, objecten en andere regelaars kan bevatten om gebruikers te helpen navigeren naar een lay-out of oplossing. Navigatiegedeelten worden niet afgedrukt en verschijnen niet op schermafdrukken.

Niet-opgeslagen berekening

Een berekeningveld met een resultaat dat uitsluitend wordt berekend wanneer de waarde nodig is, bijvoorbeeld om te bladeren of af te drukken. In de meeste gevallen slaat FileMaker Pro Advanced een veld op wanneer u het definieert, maar u kunt deze opslagoptie wijzigen.

O

OAuth-identiteitsprovider

Een service die OAuth gebruikt om de identiteit van een gebruiker te controleren. OAuth is een framework voor autorisaties waarmee toepassingen van derden de identiteit van gebruikers kunnen controleren zonder dat de gebruikers hun gebruikersgegevens moeten delen met de derden.

Object

In een FileMaker Pro Advanced-lay-out is een object een afzonderlijke entiteit of vorm die u kunt selecteren, verplaatsen, wijzigen, verwijderen of benoemen. Lijnen, velden, knoppen, popovers, vensterbesturingselementen, portalen, geïmporteerde afbeeldingen, blokken tekst, tabbladbesturingselementen en Web Viewers zijn objecten. Bepaalde objecten, zoals portalen, hebben meerdere onderdelen. Een portaalrij is bijvoorbeeld een onderdeel van een portaal.

Objectonderdeel

Een element van een object, zoals een portaalrij van een portaal of een schuifpaneel van een schuifbesturingselement.

ODBC

Een API die SQL-instructies gebruikt om toegang te krijgen tot gegevens uit, en om gegevens uit te wisselen met, een groot aantal databasebeheersystemen. FileMaker Pro Advanced gebruikt ODBC-stuurprogramma's om gegevens te delen (als een gegevensbron) en om interactief te werken met gegevens uit andere toepassingen (als een clienttoepassing).

Operanden

Componenten van een formule. In de formule Hoeveelheid*Prijs, zijn Hoeveelheid en Prijs de operanden.

Operatoren

In berekeningen zijn operatoren de symbolen waarmee wordt aangeduid hoe twee of meer uitdrukkingen moeten worden gecombineerd. Tot de operatoren behoren de standaard rekenkundige operatoren (+, -, /, *), logische operatoren waarmee u voorwaarden instelt waaraan moet worden voldaan wil een waarde waar of onwaar zijn (AND, OR, XOR en NOT) en zoekoperatoren (<, =, @) waarmee u de records kunt beperken die in een zoekopdracht zijn gedefinieerd.

In de relatiegrafiek zijn operatoren symbolen die de criteria definiëren voor overeenkomsten tussen één paar of meerdere paren velden in twee tabellen. Het betreft de volgende operatoren: != (is niet gelijk aan), > (is groter dan), < (is kleiner dan), = (is gelijk aan), <= (is kleiner dan of gelijk aan), >= (is groter dan of gelijk aan) en x (alle rijen, of Cartesisch product).

Oplopende sorteervolgorde

Alfabetische volgorde (A tot en met Z) voor woorden, volgorde van laagste tot hoogste voor getallen en van vroegste tot laatste voor datums en tijden.

Oplossing

Zie app op maat.

Opmaakbalk

In de lay-outmodus en de bladermodus worden in dit gebied de opmaakopties voor tekst en objecten weergegeven. Klik op de lay-outbalk op Opmaak Knop voor opmaakbalk om de opmaakbalk weer te geven of te verbergen.

 

Opmaakbalk in de lay-outmodus

Positie

Opstartscript

Een script dat automatisch wordt uitgevoerd wanneer een bestand wordt geopend. U kunt zaken zoals de instelling van de systeeminstellingen op de gebruikersinstellingen of de instelling van een bestand voor samengebruik, opnemen in een opstartscript.

U kunt een opstartscript opgeven in de scriptactivering BijEersteVensterOpenen in het dialoogvenster Bestandsopties.

Opvraag

Gegevens uit een gegevensbron ophalen, bewerken of wijzigen door SQL-instructies te verzenden. Tevens het verzenden van verzoeken naar en ontvangen van gegevens uit een databasebeheersysteem. Met opvragen kunt u ook berekeningen uitvoeren en gegevens toevoegen, bewerken, opmaken en sorteren.

P

PHP (PHP: Hypertext Preprocessor)

Een open-source programmeertaal die hoofdzakelijk wordt gebruikt in toepassingen aan serverzijde om dynamische webpagina's te maken. Met FileMaker Server kunt u gegevens uit FileMaker Pro Advanced-bestanden publiceren op aangepaste webpagina's die met PHP zijn gemaakt.

Plaatshouder van tekst

Een type veldlabel dat in een veld wordt weergegeven. Een plaatshouder van tekst kan een veldnaam, andere tekst (zoals instructies) of het resultaat van een berekening zijn. In de modus Lay-out wordt een plaatshouder van tekst aangegeven door een badge voor plaatshouder van tekst bij een veld.

Plug-in

Een softwareonderdeel van een derde dat de mogelijkheden van FileMaker Pro Advanced uitbreidt met externe berekeningsfuncties en externe scriptstappen voor FileMaker Pro Advanced.

Popover-venster

Een lay-outobject dat andere lay-outobjecten kan bevatten. Een popover-venster heeft een inhoudsgebied (waar objecten worden geplaatst) en kan een titel hebben. U kunt een popover-venster openen door te klikken op een popover-knop. Popover-vensters worden zo nodig op het scherm verplaatst om in het zicht te blijven.

Popover-vensterknop

Een lay-outobject dat een popover-venster opent.

Portaal

Bij relationele databases is dit een lay-outobject in een tabel waarin u een of meer gerelateerde velden plaatst om de gegevens uit een of meer gerelateerde records in rijen weer te geven. U kunt ook een portaal gebruiken om een lijst met records uit de huidige tabel weer te geven.

Primair bestand (of hoofdbestand)

In een runtime-oplossing is dat het bestand dat alle hulpbestanden met elkaar verbindt wanneer u de runtime-oplossing start. Voor oplossingen die uit meer dan één bestand bestaan kunt u vanuit de Developer-hulpprogramma's een primair bestand selecteren.

Primaire sleutel

In relationele databases een veld dat zich in dezelfde tabel bevindt als de record die het identificeert. De waarde van een primaire sleutel moet uniek zijn en mag niet leeg zijn. Een tabel bevat slechts één primaire sleutel.

Privilegeset

Een gedefinieerde reeks toestemmingen die een bepaald toegangsniveau voor een bestand bepaalt. U kunt voor een bestand net zoveel privilegesets definiëren als u maar wenst. Er zijn drie vooraf gedefinieerde privilegesets: Volledige toegang, Alleen gegevensinvoer en Alleen-lezen toegang.

Probleem

In de Scriptwerkruimte een fout, weglating of andere onnauwkeurigheid die in een script is gevonden.

R

Rapport met gegroepeerde gegevens

Een subresumérapport dat u maakt met het lay-outtype Rapport. Rapporten met gegroepeerde gegevens kunnen totalen en subtotalen bevatten.

Rapport, lay-out

Een vooraf gedefinieerd lay-outtype voor het instellen van rapporten. U kunt een lay-out met gegevens in eenvoudige rijen en kolommen (zoals in een lijst) maken of een ingewikkeld rapport met gegroepeerde gegevens (subresumérapporten) maken. De velden die u opgeeft, worden op één regel over de breedte van het scherm of de pagina weergegeven. Veldnamen staan in het kopgedeelte en het voetgedeelte is leeg.

Raster

In de lay-outmodus, een reeks niet-afdrukbare, kruisende horizontale en verticale lijnen. Het raster lijnt objecten uit die u maakt, verplaatst, positioneert of waarvan u de grootte aanpast. Objecten worden "uitgelijnd" op het raster om u te helpen objecten nauwkeuriger te maken en te bewerken. Wanneer u de maateenheid verandert, worden de rasterlijnen automatisch aangepast.

Record

Een verzameling velden in een databasetabel. Elke record bevat gegevens over een afzonderlijke activiteit, persoon, transactie of een afzonderlijk onderwerp.

Recursief script

Een script dat zichzelf aanroept.

Refererende sleutel

In relationele databases een veld in een tabel dat een record in een andere tabel identificeert. Waarden in refererende sleutels moeten niet uniek zijn in de tabel en ze mogen leeg zijn. Een tabel mag meerdere refererende sleutels bevatten.

Relatie

Relaties bieden toegang tot gegevens van de ene tabel vanuit een andere tabel. Relaties kunnen een record in de ene tabel koppelen aan een record in een andere tabel, één record koppelen aan vele andere records, of alle records in de ene tabel koppelen aan alle records in een andere tabel, afhankelijk van de criteria die u opgeeft bij het maken van de relatie in de relatiegrafiek.

Relatiegrafiek

Op het tabblad Relaties van het dialoogvenster Database beheren kunt u de vermeldingen zien van tabellen in het huidige bestand en tabellen uit alle externe, gerelateerde bestanden. In deze relatiegrafiek maakt u een relatie tussen tabellen en wijzigt u relaties tussen velden in verschillende tabellen.

Wanneer u een nieuwe tabel maakt, verschijnt in de relatiegrafiek een visuele voorstelling, of vermelding, van de tabel. U kunt van dezelfde tabel meerdere vermeldingen (met unieke namen) opgeven zodat u in de grafiek met complexe relaties kunt werken.

Relationele database

Een groep van één of meerdere databases die, wanneer ze gezamenlijk worden gebruikt, alle gegevens bevatten die u nodig hebt. Elke vermelding van gegevens wordt slechts in één tabel tegelijk opgeslagen, maar u kunt er wel toegang toe krijgen vanuit elke tabel, in hetzelfde bestand of vanuit een gerelateerd bestand. Gegevens uit een andere tabel of uit een ander bestand worden in het huidige bestand weergegeven zonder te worden gekopieerd. Daarbij wordt de weergave van die gegevens bijgewerkt telkens wanneer de waarden in de andere tabel of in het andere bestand veranderen.

Reservekopie

Een kopie van een bestand die kan worden gebruikt als het originele bestand verloren gaat, beschadigd raakt of op andere wijze onherstelbaar wordt.

Resuméveld

Een resuméveld is een veld dat het resultaat bevat van een resuméberekening van waarden in een groep van records.

Rij

Wanneer een lay-out in de Tabelweergave wordt bekeken, stelt elke rij een record voor.

Runtime-oplossing

Een oplossing die kan worden gebruikt zonder tussenkomst van FileMaker Pro Advanced. Gebruik de Developer-hulpprogramma's om een primair bestand en alle bijbehorende hulpbestanden te binden om een autonome runtime-oplossing te genereren.

S

Samenvoegvariabele

Een variabele die wordt ingevoegd in een lay-out en die waarden van een algemene variabele weergeeft in de lay-out van de huidige record. De waarde van de samenvoegvariabele ziet u in de modi Bladeren, Zoeken en Schermafdruk en wanneer u records afdrukt.

Samenvoegveld

Een plaatshouder in een lay-out voor de inhoud van een veld. In de modi Bladeren en Schermafdruk en bij het afdrukken van records wordt een samenvoegveld vergoot of verkleind zodat de gegevens in het veld van elke record passen.

Samenvoegvelden zijn handig voor samengevoegde standaardbrieven. FileMaker Pro Advanced gebruikt samenvoegvelden in de vooraf gedefinieerde lay-outs Labels en Envelop.

Scheidingsteken

Een lijn binnen een menu die menuonderdelen van elkaar scheidt of groepeert. Een scheidingsteken kan ook het teken zijn dat wordt gebruikt om delen van een datum, tijd of getal te scheiden, of de puntkomma (;) die wordt gebruikt om parameters in de definitie van een functie te scheiden.

Schema

In databaseterminologie is een schema de ordening van de tabellen, de velden in elke tabel en de relaties tussen velden en tabellen.

Schermafdruk (modus)

De FileMaker Pro Advanced-modus waarin u ziet hoe lay-outs eruitzien als ze worden afgedrukt.

(Gebruik de bladermodus om uw gegevens in te voeren en te bewerken en gebruik de lay-outmodus om vast te leggen hoe uw gegevens worden weergegeven. In de zoekmodus zoekt u naar records die overeenkomen met zoekcriteria en in de schermafdrukmodus geeft u de records weer zoals ze worden afgedrukt.)

Schermkopieen

In de lay-outmodus, niet-afdrukbare hulplijnen die u helpen lay-outs te ontwerpen voor de iPad, iPhone, iPod touch of computers met andere beeldresoluties.

Schuifbesturingselement

Een lay-outobject bestaande uit een of meer schuifpanelen, waarmee u velden en andere objecten kunt ordenen binnen de randen van elk schuifpaneel.

 

Schuifbesturingselement in de bladermodus

Statusbalk in de bladermodus

Schuifpaneel

Een onderdeel van een schuifbesturingselement. Het schuifpaneel is het gebied dat wordt weergegeven wanneer een punt in een schuifbesturingselement wordt geselecteerd. U kunt objecten zoals lijnen, velden, knoppen, portalen, geïmporteerde afbeeldingen, tekstblokken, tabbladbesturingselementen, schuifbesturingselementen en Web Viewers plaatsen in schuifpanelen.

Schuifregelaar

Het symbool op de statusbalk waarmee u snel naar een record in het bestand kunt gaan, op basis van de positie van de record in het bestand. In de bladermodus gaat u met de schuifregelaar naar een andere record. In de zoekmodus gaat u met de schuifregelaar naar een andere zoekopdracht. In de lay-outmodus gaat u met de schuifregelaar naar een andere lay-out. In de schermafdrukmodus gaat u met de schuifregelaar naar een andere pagina.

Schuivende objecten

Objecten die zich naar elkaar verplaatsen om gaten te sluiten die zijn ontstaan door invoer in aangrenzende velden.

U kunt het verschuiven in de modus Lay-out inschakelen in het onderdeel Verschuiving en zichtbaarheid op het tabblad Statusbalk in de lay-outmodus van het Infovenster.

Script

Een of meer instructies (scriptstappen) die u definieert om telkens terugkerende of lastige taken te automatiseren. U kunt scripts maken en beheren via de Scriptwerkruimte. U voert een script uit door op de scriptknop te klikken, door de scriptmenuopdracht te kiezen, door het script vanuit een ander script of een plug-in aan te roepen, of door het uit te voeren bij het opstarten of bij het sluiten van een bestand.

Script Debugger

Een geavanceerde tool waarmee u fouten kunt opsporen in FileMaker Pro Advanced-scripts.

Scriptactivering

Een mechanisme waardoor een opgegeven script wordt uitgevoerd wanneer zich een bepaalde gebeurtenis voordoet.

Scriptstap

Een opdracht die u opneemt in een script.

Segment

Een onderdeel van een knoppenbalkobject. Elk segment kan als een knop of popover-knop worden gedefinieerd.

Sjabloon

Een vooraf gedefinieerde website die u in het dialoogvenster Web Viewer instellen kunt selecteren om snel een Web Viewer te maken.

Sleutel

Eén of meer kolommen die een bepaalde rij uniek maken (vergelijkbaar met een vergelijkingsveld).

Snel zoeken

In de bladermodus kunt u met deze functie records in meerdere velden in een lay-out zoeken.

Sneltoets

Wordt ook wel toetsencombinatie genoemd. Sneltoetsen zijn toetsen of combinaties van toetsen waarop gebruikers kunnen drukken om bepaalde taken uit te voeren.

Sorteervolgorde.

De volgorde waarin records worden gerangschikt. Records worden eerst gesorteerd op het eerste veld in de sorteervolgorde, dan op het tweede, enzovoort. In elk veld worden de waarden in de opgegeven volgorde gesorteerd (oplopend, aflopend of eigen).

Splitsveld

In een subresumégedeelte worden records gegroepeerd (gesorteerd) op waarden uit een ander veld. Dat veld is het zogeheten splitsveld. Elke keer dat de waarde van het splitsveld wijzigt, wordt het rapport "gesplitst" en voegt FileMaker Pro Advanced het subresumégedeelte in.

SQL

Een standaard programmeer-/opvraagtaal voor het besturen van en werken met een databasebeheersysteem.

Standaardformulier, lay-out

De standaardlay-out waarin alle velden op afzonderlijke regels zijn geordend in de volgorde waarin ze zijn gedefinieerd. Het hoofdgedeelte is slechts zo hoog als nodig is om alle velden in het bestand te kunnen bevatten. In deze lay-out kunt u kop- en voetteksten opnemen.

Stapelvolgorde

De volgorde waarin objecten elkaar overlappen in een lay-out. In de modus Lay-out kunt u deze volgorde wijzigen in het infovenster of het tabblad Objecten.

Startklare app

Een categorie met vooraf ingerichte apps die meerdere gerelateerde items kunnen bijhouden, en zo een goed begin vormen wanneer u uw eerste app op maat gaat maken. U kunt startklare apps uitbreiden door ze met invoegtabellen te combineren.

Statusbalk

Het gebied langs de bovenkant van het documentenvenster waarin navigatieknoppen, aanpasbare knoppen en een lay-outbalk voor het werken met lay-outs worden weergegeven. In de lay-outmodus bevat de statusbalk de lay-outgereedschappen.

 

Statusbalk in de bladermodus

Knop Infovenster

 

Statusbalk in de lay-outmodus

Uiterlijk

Als u de statusbalk niet ziet, kiest u Weergave > Statusbalk.

Stijl

Een verzameling van kenmerken zoals lettertype, kleur, lijnstijl en tekstuitlijning die het uiterlijk van een lay-out bepalen.

Structuur

In FileMaker Pro Advanced de ordening van bestandselementen zoals scripts, lay-outs, invoerlijsten en privileges. U werkt via de structuur interactief met een bestandschema.

Stuurprogramma

Het ODBC- of JDBC-stuurprogramma vertaalt SQL-opvragen in opdrachten die door een databasebeheersysteem kunnen worden begrepen. ODBC/JDBC-aanroepen worden verwerkt, SQL-verzoeken worden naar de gegevensbron verzonden en de gegevens worden teruggezonden naar het stuurprogrammabeheer. Hieruit worden de gegevens uiteindelijk doorgestuurd naar de toepassing waaruit het verzoek afkomstig is (bijvoorbeeld FileMaker Pro Advanced).

Stuurprogrammabeheer

Het besturingspaneel voor het communicatiebeheer tussen toepassingen waaruit verzoeken worden verzonden en gegevensbronnen. Wanneer vanuit een toepassing via ODBC/JDBC een verzoek wordt gestuurd, wordt het verzoek met het correcte stuurprogramma naar de juiste gegevensbron gestuurd. Vervolgens worden de opgevraagde gegevens teruggestuurd naar de toepassing waaruit het verzoek afkomstig is. Alle ODBC/JDBC-stuurprogramma's en gegevensbronnen die op een computer worden gebruikt, zijn geregistreerd bij het stuurprogrammabeheer.

Subresumégedeelten

Met resumégedeelten kunt u informatie uit een of meer records weergeven. U plaatst een resuméveld in een resumégedeelte om voor elke groep van records een gegevensoverzicht weer te geven, gesorteerd op het splitsveld. U kunt een of meer subresumés toevoegen boven (voor) of onder (na) het hoofdgedeelte.

Subresuméwaarde

Totaalwaarden voor verschillende categorieën van gegevens binnen een veld. Een voorbeeld van een subresuméwaarde is het totaalaantal werknemers per afdeling.

Subscript

Een script dat wordt aangeroepen vanuit een ander script.

Systeeminstellingen

Instellingen die bepalen hoe uw besturingssysteem datums, tijden, getallen en valuta weergeeft en sorteert.

Als de systeeminstellingen die u gebruikt, verschillen van die van de computer waarop het bestand is gemaakt, wordt u bij de eerste keer dat u het bestand opent door FileMaker Pro Advanced gevraagd welke systeeminstellingen u wilt gebruiken: Die van het systeem of van het bestand. Wanneer u velden opmaakt, kunt u het Infovenster gebruiken om gegevens te laten weergeven volgens de huidige systeeminstellingen.

T

Tabblad Objecten

In de modus Lay-out is dit een tabblad in het deelvenster Objecten waarin u een hiërarchische lijst met alle objecten in een lay-out kunt bekijken, objecten kunt selecteren, verbergen en een naam geven en de stapelvolgorde kunt wijzigen. Om het tabblad Objecten te openen, klikt u eerst op Knop Deelvenster objecten in de statusbalk en vervolgens op Objecten. Of kies Weergave > Objecten > Tabblad Objecten.

Tabblad Velden

In de modus Lay-out is dit een tabblad in het deelvenster Objecten waar u velden kunt maken en ze naar de lay-out kunt slepen. Om het tabblad Velden te openen, klikt u eerst op Knop Deelvenster objecten in de statusbalk en vervolgens op Velden. Of kies Weergave > Objecten > Tabblad Velden.

Tabbladbesturingselement

Een tabbladbesturingselement is een lay-outobject bestaande uit een of meer deelvensters met tabblad, waarmee u velden en andere objecten kunt ordenen binnen de randen van elk deelvenster met tabblad.

 

Tabbladbesturingselement en tabbladen in de bladermodus

Lay-outbalk in de modus Lay-out in macOS

Tabel

Een verzameling gegevens die betrekking hebben op een bepaald onderwerp, bijvoorbeeld klanten of aandelenkoersen. Een database bevat één of meerdere tabellen die uit velden en records bestaan. Wanneer u een nieuwe tabel maakt, verschijnt in de relatiegrafiek een visuele voorstelling, of vermelding, van de tabel. U kunt van dezelfde tabel meerdere tabelvermeldingen (met unieke namen) opgeven zodat u in de grafiek met complexe relaties kunt werken.

Tabelvermelding

In de relatiegrafiek een aparte kijk in een enkele onderliggende brontabel.

Tabelweergave

Geeft meerdere records in tabelformaat weer, zoals een spreadsheet. In elke rij wordt een record weergegeven en in elke kolom een veld. Klik op de lay-outbalk op Tabelweergave om deze weergave te selecteren.

In de bladermodus kunt u de tabelweergave gebruiken om velden te maken, te wijzigen en te verwijderen, veldtypen te kiezen, records toe te voegen, te verwijderen en te sorteren of om een grafiek of dynamisch rapport te maken.

Tabvolgorde

De volgorde waarin u binnen een record van veld naar veld gaat. In de modus Lay-out kunt u een eigen tabvolgorde definiëren en knoppen, vensterbesturingselementen en Web Viewers opnemen in de tabvolgorde.

TCP/IP (Transmission Control Protocol/Internet Protocol)

Het communicatieprotocol dat de basis vormt voor het internet.

Tekencodering

De tekenset of codepagina van een bestand. Zo nodig kunt u een tekenset opgeven die u wilt gebruiken bij het importeren, exporteren, indexeren, sorteren en het controleren van de spelling van bestanden. FileMaker ondersteunt ASCII, Windows ANSI, Macintosh, Japans (Shift-JIS), Unicode UTF-8, Unicode UTF-16 en Unicode UTF-16 Windows.

Tekstuitdrukking

Een uitdrukking waarmee een tekst als resultaat wordt verkregen. Een tekstuitdrukking kan bijvoorbeeld een constante ("Amsterdam"), een veldverwijzing (Status) of een berekende waarde (RightWords (Achternaam,1) ) zijn.

Tekstvoetlijn

In de lay-outmodus is dit de hulplijn die verschijnt aan de voet van tekst in een veld of tekstblok. Tekstvoetlijnen kunnen stippellijnen, streeepjeslijnen of volle lijnen zijn. Als u tekstvoetlijnen ook in de modi Bladeren en Zoeken wilt laten verschijnen, selecteert u Tekstvoetlijnen op het tabblad Uiterlijk Tabbladbesturingselement dat een tabblad in de modus Bladeren toont. in het infovenster.

Terugkerende import

Een methode om een bestand zo in te stellen dat alleen-lezen gegevens uit een ander bestand automatisch worden geïmporteerd. Met terugkerende import worden geïmporteerde gegevens vernieuwd wanneer u het bestand opent, de lay-out met de geemporteerde gegevens voor het eerst tijdens een FileMaker Pro Advanced-sessie weergeeft of een script voor het bijwerken van gegevens uitvoert.

Tijdstempel

Een veldtype waarbij een datum en tijd wordt gecombineerd die compatibel zijn met de ODBC-vereiste voor de SQL-indeling [jjjj.mm.dd hh:mm:ss.sss].

Toegangsprivileges

Toestemming om bepaalde records, velden, lay-outs, invoerlijsten en scripts weer te geven en te gebruiken en om bepaalde activiteiten met een bestand uit te voeren.

Toegangstoets (Windows)

Een toets die een menu, menuonderdeel of besturingselement activeert wanneer tegelijk hierop en op de Alt-toets wordt gedrukt. In Windows komt deze toets overeen met de onderstreepte letter in een menuopdracht, een opdracht of een optie in een dialoogvenster.

Toegestane host

Servers, hosts, websites, services, enzovoort waarmee verbinding mag worden gemaakt.

Trapsgewijze opmaakmodellen

Een systeem van codes waarmee wordt bepaald hoe gegevens eruitzien als een webpagina in een webbrowser wordt bekeken. Trapsgewijze opmaakmodellen bieden meer controle over de lay-out en het uiterlijk van webpagina's dan HTML. Trapsgewijze opmaakmodellen werken als sjablonen voor webpagina's. Als webpagina's trapsgewijze opmaakmodellen bevatten, kunnen de pagina's alleen correct worden bekeken in webbrowsers waarin dergelijke opmaakmodellen worden ondersteund.

U

Uitdrukking

Een waarde of elke berekening die een waarde produceert. Uitdrukkingen kunnen functies, veldwaarden en constanten bevatten en kunnen worden gecombineerd om andere uitdrukkingen te maken.

Uitgebreid privilege

Privileges die bepalen of de deling van gegevens en andere opties worden toegestaan met een privilegeset voor een bestand. Het uitgebreide privilege ‘Toegang via FileMaker-netwerk’ (fmapp) bepaalt bijvoorbeeld of de privilegeset toestaat dat het bestand via FileMaker Pro Advanced- en FileMaker Go-clients kan worden geopend.

Unicode

Een wereldwijde standaard die, in één codepagina, een uniek getal bevat voor elk teken in menselijke talen, ongeacht het platform, softwarepakket of besturingssysteem.

URL (Uniform Resource Locator)

Een webadres dat bestaat uit een protocol, een hostnaam en eventueel een poort, directory en een bestandsnaam. Bijvoorbeeld: https://www.filemaker.com/nl, ftp://12.34.56.78:80/mijnbestanden/ of fmp://mijnwebsite.com/voorbeeld.fmp12.

V

Variabele

In een berekening is een variabele een symbool of naam die een waarde vertegenwoordigt. Gebruik de scriptstap Variabele instellen of de Let-functie om de naam, waarde en herhaling van de variabele in te stellen. Namen met het prefix $ zijn lokale variabelen die alleen in het huidige script beschikbaar zijn. Geef de naam het prefix $$ als u de variabele in het gehele huidige bestand (algemeen) beschikbaar wilt stellen. Lokale en algemene variabelen kunnen dezelfde naam hebben, maar zij worden behandeld als verschillende variabelen.

Vastleggen

Wijzigingen in een bestand opslaan. Bij bepaalde acties zoals navigeren tussen records, zoeken en sorteren verandert de wijzigingsdatum van het bestand niet. De wijzigingsdatum van het bestand wordt wel gewijzigd door andere acties, zoals het wijzigen van gegevens in een record of het wijzigen van een lay-out wijzigen.

Veel-op-veel-relatie

Een relatie tussen gegevens in databasetabellen waarbij meerdere records in de eerste tabel gerelateerd zijn aan meerdere records in de tweede tabel, en omgekeerd.

Veld

De basiseenheid van gegevens in een record. U definieert een veld voor een specifieke, afzonderlijke categorie van gegevens, zoals Achternaam of Foto van werknemer, of om het resultaat van een berekening weer te geven. U kunt velden van het volgende type definiëren: tekstveld, getalveld, datumveld, tijdveld, tijdstempelveld, containerveld, berekeningveld en resuméveld. Veld kan ook verwijzen naar het object in een lay-out waarin de gegevens worden weergegeven, zoals een invoervak, een groep selectievakjes of een venstermenu.

Veldbegrenzing

Een omtrek in de Lay-outmodus die de grootte van een veld aangeeft. Als u veldbegrenzingen wilt zien, kiest u Weergave > Tonen > Veldbegrenzing. Deze begrenzingen verschijnen alleen in de lay-outmodus. U kunt echter met de opties op het tabblad Uiterlijk Tabbladbesturingselement dat een tabblad in de modus Bladeren toont. in het infovenster objecten opmaken met randen die worden weergegeven in de modus Bladeren en wanneer u de lay-out afdrukt.

Veldlabel

Tekst in een lay-out of in een veld dat een veld identificeert. Een veldlabel kan de veldnaam, andere tekst (zoals instructies) of het resultaat van een berekening zijn. Veldlabels kunnen verschijnen in diverse posities buiten het veld of als een plaatshouder van tekst in het veld. U kunt een veldlabel desgewenst wijzigen of verwijderen.

Veldnaam

De naam die u toewijst aan een veld wanneer u het veld definieert. Als u een veld in een lay-out plaatst, kunt u door FileMaker Pro Advanced ook een veldlabel laten plaatsen dat overeenkomt met de veldnaam. U kunt ook de veldnaam als plaatshouder van tekst gebruiken. Volledige velden worden weergegeven in de opmaak tabelnaam::veldnaam.

Veldtype

Het deel van een velddefinitie dat bepaalt wat voor gegevens u kunt invoeren in het veld en de soorten bewerkingen die FileMaker Pro Advanced kan verrichten met de gegevens. FileMaker Pro Advanced kan velden van het volgende type maken: tekstveld, getalveld, datumveld, tijdveld, tijdstempelveld, containerveld, berekeningveld en resuméveld. (Globaalvelden bevatten dezelfde waarde voor alle records in het bestand en kunnen van elk type zijn, behalve een resuméveld.)

Vensterbesturingselement

Het tabblad- en schuifbesturingselement zijn vensterbesturingselementen. De individuele deelvensters van deze besturingselementen zijn respectievelijk tabbladen en schuifpanelen.

Venstermenu

Objecten en gegevens kunt u snel bewerken door opdrachten te kiezen in een contextafhankelijk venstermenu. De opdrachten variëren afhankelijk van de gebruikte modus, het onderdeel waarop de cursor staat en of een onderdeel al dan niet is geselecteerd.

Klik met de rechtermuisknop (Windows) of houd tijdens het klikken Control ingedrukt (macOS) om een venstermenu weer te geven.

Venstermenu voor lay-outs

Een venstermenu op de lay-outbalk waarin u Lay-outs beheren (lay-outmodus) of een gedefinieerde lay-out (alle modi) kunt kiezen.

Verborgen invoervak

Een veld dat vertrouwelijke gegevens verbergt door punten in plaats van gegevens weer te geven.

Vergelijkingsveld

Bij een relationele database of opzoekdefinitie is een vergelijkingsveld een veld in een brontabel en een veld in een gerelateerde tabel die waarden bevat waarmee u naar overeenkomende records wilt zoeken. (Een vergelijkingsveld wordt ook wel een sleutelveld of activeringsveld genoemd.) In de relatiegrafiek worden vergelijkingsvelden cursief weergegeven.

Bij het importeren van records wordt op basis van de waarden in vergelijkingsvelden bepaald met welke records in de brontabel de betreffende records in de doeltabel worden bijgewerkt.

Vergrendeld object

Een vergrendeld object is een object in een lay-out die niet kan worden bewerkt of verwijderd. Als u een object wilt vergrendelen of ontgrendelen, selecteert u dit in de lay-outmodus. Klik in het infovenster op het tabblad Positie Statusbalk in de lay-outmodus en kies Vergrendelen of Ontgrendelen in het onderdeel Ordenen en uitlijnen. Als een object is vergrendeld, wordt de selectiehandgreep ervan lichter gekleurd weergegeven.

Verificatie

Het proces waarbij de geldigheid van een account en wachtwoord (indien gedefinieerd) wordt gecontroleerd voordat privileges worden toegewezen en toegang tot een systeem of bestand wordt verleend. Een account die wordt geverifieerd met een accountnaam en een wachtwoord, dat is opgeslagen in het FileMaker Pro Advanced-bestand, wordt een FileMaker-account genoemd. FileMaker Server en FileMaker Cloud kunnen een account ook verifiëren via een OAuth-identiteitsprovider. Bovendien kan FileMaker Server een account verifiëren via Externe server, een extern verificatiesysteem zoals Apple Open Directory, of een Windows-domein.

Vervolgmenu

Een menu dat uit een ander menuonderdeel uitvouwt.

Voetgedeelte

Gebruik het voetgedeelte voor paginanummers of datums. Dit gedeelte verschijnt onder in elk scherm of onder aan elke pagina (tenzij u een titelvoetgedeelte toevoegt). U kunt slechts één voetgedeelte hebben in een lay-out. In een veld in het voetgedeelte worden gegevens weergegeven uit de laatste record op die pagina.

Volgnummer

Een uniek nummer dat door FileMaker Pro Advanced voor elke record wordt ingevoerd. U kunt FileMaker Pro Advanced automatisch een volgnummer voor elke record laten invoeren met de automatische invoeropties in het dialoogvenster ‘Opties voor veld’. Tevens kunt u in de bladermodus records opeenvolgend nummeren door Records > Veldinhoud vervangen te kiezen.

Volledige naam

De gehele naam van een veld of lay-out, uitgedrukt met de opmaak tabelNaam::[veld- of lay-outnaam], waarbij tabelNaam de naam is van de onderliggende tabelvermelding in de relatiegrafiek waarop het veld of de lay-out is gebaseerd. Een volledige naam identificeert een exacte vermelding van een veld of lay-out. Aangezien velden en lay-outs met algemene namen kunnen zijn gebaseerd op verschillende tabellen, gebruikt FileMaker Pro Advanced volledige namen om fouten in berekeningen en scripts te vermijden.

Volledige toegang (privilegeset)

Eén van de drie vooraf gedefinieerde privilegesets die in elk bestand voorkomen. De privilegeset Volledige toegang biedt volledige lees-/schrijftoegang tot een bestand, waaronder ook de toegang om wijzigingen te maken in de privileges voor het bestand.

Voorbeeld-app

Een categorie met professioneel ontworpen FileMaker Pro Advanced-bestanden voor het beheer van gebruikelijke taken van bedrijven op een iPad, iPhone, desktopcomputer of het internet.

W

Web Viewer

Een lay-outobject waarmee u informatie van websites kunt weergeven op basis van gegevens in uw bestand.

Webadres

De berekende uitdrukking die u invoert in het dialoogvenster Web Viewer instellen. Een webadres is niet gelijk aan een URL die een webgebruiker in een webbrowser kan invoeren.

Webbrowser

Een programma waarmee u webpagina's en websites op het internet of intranet kunt weergeven. Browsers downloaden de webpagina's naar de computer van de kijker.

Webgebruiker

Een persoon die een webbrowser gebruikt voor toegang tot een FileMaker Pro Advanced-bestand dat op het internet of in een intranet is gepubliceerd.

Webpagina

Een HTML-document dat wordt weergegeven op het internet of een intranet.

Webserver

Een computer die is verbonden met het internet of een intranet en waarop een webserverprogramma is geïnstalleerd. Met dergelijke programma's worden webpagina's en gekoppelde bestanden aan webbrowsers doorgegeven.

Website

Een of meer webpagina's die via koppelingen zijn verbonden en die worden weergegeven op het internet of een intranet.

Weergave

Een schikking van uw gegevens die voornamelijk handig is voor bewerking op het scherm. In de blader-, zoek- en schermafdrukmodus worden in de formulierweergave afzonderlijke records weergegeven, worden in de lijstweergave records in een lijst weergegeven en worden in de tabelweergave records in een tabelopmaak weergegeven, net als in een spreadsheet.

Weggelaten record

Een record die tijdelijk niet is opgenomen in de gevonden reeks (maar niet in het bestand). U kunt weggelaten records bekijken door Records > Alleen weggelaten records tonen te kiezen of u kunt weggelaten records opnieuw toevoegen aan de gevonden reeks door Records > Alle records tonen te kiezen.

World Wide Web

Een verzameling onderling gekoppelde webpagina's op webservers en andere documenten, menu's en bestanden die beschikbaar zijn via URL's.

X

X-asgegevens

In een kolom-, gestapelde kolom-, lijn- en vlakgrafiek, is dit de gegevensreeks die u vergelijkt (bijvoorbeeld bestandsnaam).

In een staaf- of gestapelde staafgrafiek is dit de gegevensreeks die u meet (bijvoorbeeld jaaromzet).

XML (Extensible Markup Language)

XML is geen strakke bestandsopmaak, maar een taal voor het definiëren van afgesproken indelingen die groepen kunnen gebruiken voor gegevensuitwisseling. Vele organisaties en bedrijven gebruiken XML om productinformatie, transacties, voorraadgegevens en andere bedrijfsgegevens over te brengen.

FileMaker Pro Advanced kan XML-gegevens exporteren die vervolgens kunnen worden gebruikt door bijvoorbeeld toepassingen die spreadsheets en grafieken maken en door SQL-bedrijfsdatabases. FileMaker Pro Advanced kan ook XML-gegevens importeren.

XSLT (Extensible Stylesheet Language Transformations)

XSLT (XSL Transformations) is een subset van XSL (Extensible Stylesheet Language) die wordt gebruikt om de structuur van een XML-document in een andere documentindeling te transformeren of te veranderen. U kunt bijvoorbeeld een XSLT-opmaakmodel gebruiken om een XML-document te transformeren naar een HTML- of TXT-document.

Y

Y-asgegevens

In een kolom-, gestapelde kolom-, lijn- en vlakgrafiek, is dit de gegevensreeks die u meet (bijvoorbeeld jaaromzet).

In een staaf- of gestapelde staafgrafiek is dit de gegevensreeks die u vergelijkt (bijvoorbeeld bedrijfsnaam).

Z

Zoekcriteria

De waarden en operatoren die u in de zoekmodus opgeeft om records te zoeken. Als u bijvoorbeeld ABC Reizen in het veld Leverancier invoert, zoekt FileMaker Pro Advanced alle records die deze naam bevatten en worden de gevonden records weergegeven in het veld Leverancier.

Zoekmodus

De FileMaker Pro Advanced-modus waarin u criteria opgeeft voor het zoeken naar een deelverzameling van records.

(Gebruik de bladermodus om uw gegevens in te voeren en te bewerken en gebruik de lay-outmodus om vast te leggen hoe uw gegevens worden weergegeven. In de zoekmodus zoekt u naar records die overeenkomen met zoekcriteria en in de schermafdrukmodus geeft u de records weer zoals ze worden afgedrukt.)

Zoekopdracht

In de zoekmodus is dit een lege record die is gebaseerd op de huidige lay-out. Typ uw zoekcriteria in een of meer velden van de zoekopdracht.

Zwevend documentenvenster

Een standaard FileMaker Pro Advanced-venster zonder modus dat bovenop andere vensters blijft staan wanneer gebruikers in FileMaker Pro Advanced werken. U kunt een zwevend venster maken en aanpassen met de scriptstap Nieuw venster.