FileMaker Pro Advanced gebruiken > Eigen functies (FileMaker Pro Advanced) > Eigen functies gebruiken (FileMaker Pro Advanced)
 
Eigen functies gebruiken (FileMaker Pro Advanced)
Zo maakt u een eigen functie:
1. Kies in FileMaker Pro Advanced Bestand > Beheren > Eigen functies.
2. Klik in het dialoogvenster Eigen functies beheren voor… op de knop Nieuw.
3. Typ in het dialoogvenster Eigen functie bewerken in het invoervak Functienaam een naam voor de nieuwe functie.
De namen van eigen functies moeten uniek zijn en niet langer zijn dan 100 tekens.
4. Stel een formule samen.
Raadpleeg Werken met formules en functies.
5. Als er parameters nodig zijn voor de formule, typt u in het invoervak Functieparameters de gewenste parameters en klikt u op het plusteken De knop Toevoegen. U kunt elke parameternaam bewerken of verwijderen door de naam in de lijst te selecteren en op Bewerken De knop Bewerken of Verwijderen De knop Verwijderen te klikken.
6. Klik waar u het item in het formulevak wilt weergeven en voer vervolgens een van de volgende handelingen uit.
 
Als u dit wilt toevoegen
Gaat u als volgt te werk
Verwijzing naar een parameter
Dubbelklik in de lijst met parameters op een parameternaam.
Wiskundige operator of tekstoperator
Klik in de lijst met knoppen op de gewenste operator.
Logische of vergelijkingsoperator
Selecteer de gewenste operator in de lijst Operatoren.
Constante waarde
Typ de gewenste waarde.
Functie
Dubbelklik op een functie in de lijst met functies. Vervang in het formulevak de tijdelijke parameter door een waarde of uitdrukking.
U kunt ook parameternamen, operatoren en functies in het dialoogvenster typen in plaats van de lijsten of het numeriek toetsenblok te gebruiken.
7. Voor Beschikbaarheid is standaard de optie Alle accounts ingeschakeld. Hiermee kunnen alle gebruikers van de huidige database de eigen functie zien en gebruiken. Als u de eigen functie alleen beschikbaar wilt stellen aan gebruikers met volledige toegangsprivileges, schakelt u de optie Alleen accounts met volledige toegangsprivileges in.
8. Klik op OK om het dialoogvenster Eigen functie bewerken te sluiten.
9. U kunt nu verdere nieuwe eigen functies maken of het dialoogvenster Eigen functies beheren sluiten door op de knop OK te klikken.
Zo kunt u een eigen functie wijzigen, dupliceren of verwijderen:
1. Kies Bestand > Beheren > Eigen functies.
2. Doe het volgende in het dialoogvenster Eigen functies beheren:
 
Om dit te doen
Gaat u als volgt te werk
Een eigen functie bewerken
Selecteer in het vak Functienaam de eigen functie en klik op Bewerken. Breng de gewenste wijzigingen aan in het dialoogvenster Eigen functie bewerken en klik daarna op OK.
Een eigen functie dupliceren
Selecteer in het vak Functienaam de eigen functie en klik op Dupliceren.
Een eigen functie verwijderen
Selecteer in het vak Functienaam de eigen functie en klik op Verwijderen.
3. Klik in het dialoogvenster Eigen functies beheren op de knop OK.
Zo kopieert u een eigen functie naar een ander FileMaker Pro-bestand:
1. Kies Bestand > Beheren > Eigen functies.
2. Selecteer in het dialoogvenster Eigen functies beheren een of meer functies die u wilt kopiëren.
Tip  Als u een aantal niet-opeenvolgende functies wilt selecteren, houdt u Ctrl (Windows) of Command (macOS) ingedrukt terwijl u klikt. Als u een doorlopende reeks functies wilt selecteren, houdt u Shift ingedrukt terwijl u klikt.
3. Druk op Ctrl+C (Windows) of Command-C (macOS) om de functies te kopiëren en klik vervolgens op OK.
Tip  macOS: u kunt Bestand > Kopiëren kiezen om een geselecteerde functie te kopiëren.
4. Open een ander FileMaker Pro-bestand.
5. Kies Bestand > Beheren > Eigen functies.
6. Druk op Ctrl+V (Windows) of Command-V (macOS) om de functies te plakken.
Tip  macOS: u kunt Bestand > Plakken kiezen om een geselecteerde functie te plakken.
De eigen functie die u hebt gekopieerd, verschijnt onder in de lijst. Als de functie volgens FileMaker Pro ongeldig is in de context van het doelbestand (er ontbreekt bijvoorbeeld een afhankelijke functie, een veld of een berekening in het doelbestand of de functie bevat een ongeldig veldreferentietype), wordt de geplakte functie tussen commentaartekens geplaatst (/*<functiedefinitie>*/). Raadpleeg Afhankelijkheidsregels voor eigen functies (FileMaker Pro Advanced).
7. Klik op OK.
Opmerkingen 
U moet voor de actieve database over volledige toegangsprivileges beschikken als u eigen functies wilt maken.
De inhoud van een eigen functie is beveiligd, zelfs als deze beschikbaar is voor alle gebruikers met volledige toegangsprivileges. Als u de tekstinhoud van de eigen functie wilt bewerken of weergeven, moet u beschikken over volledige toegangsprivileges en moet u de database in FileMaker Pro Advanced bewerken.
Als u niet over volledige toegangsprivileges beschikt en u probeert een berekening te bewerken waarin een eigen functie wordt gebruikt die alleen beschikbaar is voor gebruikers met volledige toegangsrechten, ziet u de tekst <Private Function> in plaats van de eigen functie. Zolang de tekst <Private Function> in de formule is weergegeven, kunt u de berekening niet wijzigen.
Als u eerder eigen functies hebt gemaakt waarvan de namen identiek zijn aan nieuwe FileMaker-softwarefuncties, krijgen de FileMaker-functies voorrang op uw eigen functies. Controleer de namen van uw eigen functies met die van de FileMaker-functies en wijzig zo nodig de namen van uw eigen functies.
Verwante onderwerpen 
Eigen functies (FileMaker Pro Advanced)
Eigen functies importeren (FileMaker Pro Advanced)
Naslaggegevens voor functies (lijst met categorieën)
Naslaggegevens voor functies (alfabetisch overzicht)