FileMaker Pro Advanced gebruiken > Runtime-oplossingen maken (FileMaker Pro Advanced) > Runtime-oplossingen herstellen (FileMaker Pro Advanced)
 
Runtime-oplossingen herstellen (FileMaker Pro Advanced)
Stroomstoringen, hardwareproblemen en andere factoren kunnen beschadigingen in een FileMaker-databasebestand veroorzaken. Als uw databaseoplossing beschadigd raakt, moeten uw gebruikers het beschadigde bestand kunnen herstellen. Wanneer de runtime-toepassing een beschadigd bestand ontdekt, verschijnt een dialoogvenster waarin de gebruiker wordt gevraagd contact op te nemen met de ontwikkelaar. Zelfs als het dialoogvenster niet verschijnt, kunnen bestanden beschadigd raken en hun werking verstoord raken.
Zodra u weet welk bestand beschadigd is, kunt u het herstellen met de opdracht Herstellen in de geïnstalleerde versie van FileMaker Pro of FileMaker Pro Advanced. Als uw gebruiker echter alleen over de runtime-toepassing beschikt, verschijnt de opdracht Herstellen niet in het menu Bestand van de runtime-toepassing.
Zo herstelt u een beschadigd bestand:
Houd op Windows-computers Ctrl-Shift ingedrukt en dubbelklik op het pictogram van de runtime-toepassing. Houd de toetsen ingedrukt tot het dialoogvenster Hersteld bestand openen verschijnt.
Houd op macOS-computers Command-Option ingedrukt en dubbelklik op het pictogram van de runtime-toepassing. Houd de toetsen ingedrukt tot het dialoogvenster Hersteld bestand openen verschijnt.
Wat kunt u verwachten tijdens het herstelproces?
Tijdens het herstelproces voert de runtime-toepassing het volgende uit:
het maakt een nieuw bestand
elk beschadigd bestand wordt hernoemd door het suffix Oud aan de bestandsnamen toe te voegen (Contactbeheer wordt dan bijvoorbeeld Contactbeheer Oud)
het geeft het herstelde bestand de originele naam.
Als gebruikers in de herstelde bestanden nog een onverwachte werking opmerken, moeten zij teruggrijpen naar een reservekopie van het bestand voordat het werd beschadigd of contact opnemen met u voor technische ondersteuning.
Het herstel documenteren voor uw klanten
In uw documentatie moet u uw gebruikers instrueren wat ze moeten doen nadat een bestand is hersteld. Geef ze de opdracht de volgende handelingen uit te voeren:
1. Herstel het beschadigde oplossingsbestand met de hiervoor beschreven methode voor het type computer waarmee ze werken.
2. Open het herstelde oplossingsbestand in de runtime-toepassing.
3. Kies Bestand > Kopie opslaan als.
4. Kies in het geopende dialoogvenster in de lijst Opslaan als (Windows) of Type (macOS) de optie voor gecomprimeerde kopie (kleiner), geef een naam voor het bestand op en klik op Opslaan.
Geef het gecomprimeerde bestand dezelfde bestandsnaam als het originele bestand.
5. Maak een kopie van de originele database en importeer de gegevens uit het herstelde bestand in die kopie.
Verwante onderwerpen 
Bestandsconsistentie controleren
Runtime-oplossingen maken (FileMaker Pro Advanced)
Bestanden voorbereiden op een runtime-oplossing (FileMaker Pro Advanced)
Bestanden binden als een runtime-oplossing (FileMaker Pro Advanced)
Runtime-oplossingen een naam geven (FileMaker Pro Advanced)
Runtime-oplossingen distribueren (FileMaker Pro Advanced)
Gegevens importeren in geüpgrade runtime-oplossingen (FileMaker Pro Advanced)
Runtime-oplossingen starten (FileMaker Pro Advanced)