Verwijzingen > Naslaggegevens voor functies > Logische functies > Let
 
Let
Doel 
Stelt een of meerdere variabelen in op het resultaat van de opgegeven uitdrukking(en) voor de duur van de berekening, of totdat het script wordt afgesloten of het bestand wordt gesloten.
Opmaak 
Let({[}var1=uitdrukking1{;var2=uitdrukking2...]};berekening)
Parameters 
var - de naam van een variabele, van een lokale variabele of van een algemene variabele (raadpleeg Velden benoemen voor richtlijnen voor het benoemen van variabelen)
uitdrukking - een berekeningsuitdrukking, veld of constante
berekening - een berekeningsuitdrukking, veld of constante
Parameters tussen accolades { } zijn optioneel.
Resulterend gegevenstype 
tekst, getal, datum, tijd, tijdstempel, container
Afkomstig van 
FileMaker Pro 7.0
Beschrijving 
Met de functie Let kunt u de resultaten van uitdrukkingen toewijzen aan variabelen en een resultaat geven dat die variabelen kan gebruiken. Gebruik Let om complexe formules eenvoudiger te lezen door minder aanroepfuncties in functies te gebruiken. Let kan ook formules efficiënter maken door het resultaat van functie-aanroepen op te slaan in variabelen zodat ze opnieuw in de formule kunnen worden gebruikt. Hierdoor daalt het aantal redundante functie-aanroepen.
Voor de toewijzing van meerdere variabelen in één Let-functie gebruikt u een lijstsyntaxis tussen haakjes [ ] en gescheiden door puntkomma's. Om meerdere variabelen eenvoudiger te kunnen lezen, kunt u elke variabele en de als resultaat gegeven berekening op aparte regels plaatsen, hoewel deze opmaak niet vereist is. Bijvoorbeeld:
Let ([
variabele = waarde;
variabele2 = waarde2
];
berekening)
De functie Let stelt de variabelen in van links naar rechts. U kunt eerder gedefinieerde variabelen gebruiken (bijvoorbeeld variabelen die u met de Variabele instellen scriptstap hebt gedefinieerd) om nieuwe variabelen te definiëren en u kunt de ene Let-functie in de andere nesten. Als u in een geneste Let-functie een eerder gedefinieerde variabele gebruikt, gaat het bereik van de variabele niet verder dan de geneste functie (alsof u een volledig unieke variabele had gedefinieerd). Bekijk het voorbeeld Stad hieronder.
Nadat lokale en algemene variabelen zijn gedefinieerd, kan er in elke berekening binnen hun bereik naar worden verwezen. Het bereik van lokale variabelen die in een berekening zijn gedefinieerd is beperkt tot het bestand, maar ze zijn alleen beschikbaar wanneer geen scripts worden uitgevoerd. Raadpleeg Variabelen gebruiken.
Voorbeelden 
Let (x = 5; x*x) geeft als resultaat 25.
Let ([x=5 ; tweedemachtd=x*x ; derdemachtd=tweedemachtd*x]; derdemachtd) geeft als resultaat 125.
Het volgende voorbeeld geeft als resultaat San Francisco - Parijs.
Let (
Stad = "Parijs";
Let (
Stad = "San Francisco";
Stad & "-"
)
& Stad)
Het volgende voorbeeld stelt een lokale variabele in op de privilegeset van de huidige account en geeft als resultaat de inhoud van de variabele. Als deze berekening wordt gebruikt in een script, is de lokale variabele beschikbaar gedurende het script.
Let ($PRIVILEGE_SET = Get (NaamPrivilegesetAccount) ; $PRIVILEGE_SET) geeft als resultaat [Volledige toegang] als de functie wordt geëvalueerd door een account met de privilegeset Volledige toegang.
In het volgende voorbeeld wordt een lokale variabele teller ingesteld met een herhaling van 50 en de waarde 120:
Let ($teller[50] = 120; $teller[50]*2) geeft als resultaat 240.
Het volgende voorbeeld geeft aan hoe u benoemde parameters moet doorgeven met de functies Evalueren, Let en Get (ScriptParameter), waarbij u alleen toegang verleent tot de variabele "a" (het voorbeeld geeft 6 als resultaat):
Scriptparameter = "a = 5; b = 10"
Evalueren (
"Let (["
& Get (ScriptParameter) & "
];
a+1)"
)
Het volgende voorbeeld geeft aan hoe u benoemde parameters moet doorgeven, waarbij u toegang verleent tot zowel variabele "a" als variabele "b". De vereenvoudigde eerste parameter maakt de tweede parameter complexer (het voorbeeld geeft 6, 12 als resultaat):
Scriptparameter = "a = 5; b = 10"
Evalueren (
"Let (["
& Get (ScriptParameter) & "
];
a+1 & \", \" & b+2)"
)
Het volgende voorbeeld geeft aan hoe u benoemde parameters moet doorgeven en daarbij de mogelijkheid behoudt om de syntaxis van de tweede parameter van de functie Let te controleren (het voorbeeld geeft 6, 12 als resultaat):
Scriptparameter = "a = 5; b = 10"
Let ([
a = Evalueren (
"Let (["
& Get (ScriptParameter) & "
];
a)"
),
b = Evalueren (
"Let (["
& Get (ScriptParameter) & "
];
b)"
)
];
a+1 & ", " & b+2)
Verwante onderwerpen 
Naslaggegevens voor functies (lijst met categorieën)
Naslaggegevens voor functies (alfabetisch overzicht)
Formules
Functies
Berekeningvelden definiëren
Operatoren gebruiken in formules
Variabelen gebruiken