Een standaardprinter en papieropties opgeven (Windows)In eerste instantie maakt FileMaker Pro standaard gebruik van de standaardprinter en papieropties onder Windows, maar u kunt een andere standaardprinter en papieropties opgeven voor FileMaker Pro. De standaardprinters die in Windows en FileMaker Pro zijn ingesteld, werken onafhankelijk. Als u een van de standaardprinters wijzigt, blijft de andere printer ongewijzigd.De standaardprinter die u voor FileMaker Pro kiest, is een toepassingsspecifieke instelling, zodat alle bestanden die u in FileMaker Pro wilt afdrukken, met deze printer worden afgedrukt tenzij u een andere printer opgeeft.De papier- en afdrukstandopties die u kiest, zijn bestandsspecifieke instellingen. U kunt voor elk FileMaker Pro-bestand andere papier- en afdrukstandopties kiezen.
1. De printer die u kiest, samen met de bijbehorende eigenschappen, is de standaardprinter voor FileMaker Pro.
3. De papier- en afdrukopties worden met het huidige bestand opgeslagen en worden gebruikt wanneer u de lay-out van dit bestand afdrukt.
4. Klik op OK.
• Wanneer u in FileMaker Pro afdrukt, bevat het dialoogvenster Printerinstelling tevens het groepsvak Printer waarin u een andere printer kunt kiezen. Als u een andere printer kiest in het dialoogvenster Printerinstelling, wordt dit de standaardprinter voor FileMaker Pro.
• Als u regelmatig een bepaalde lay-out naar een andere printer of met andere papieropties afdrukt, bijvoorbeeld wanneer u etiketten of op een voorbedrukt formulier afdrukt, kunt u een script maken waarmee de lay-out voor u wordt afgedrukt. Dit script kan de scriptstappen Printerinstelling en Afdrukken bevatten waarmee de gewenste printer- en papieropties worden opgeslagen en later opnieuw worden opgehaald. Zie Scripts maken voor het automatiseren van taken, Printerinstelling script step en Afdrukken script step voor meer informatie.