Containervelden instellen om gegevens extern op te slaan
Wanneer u een containerveld maakt, worden de gegevens standaard in het veld ingesloten.
U kunt een containerveld zo instellen dat de gegevens extern worden opgeslagen. Gegevens die extern worden opgeslagen, worden standaard gecodeerd op een beveiligde opslaglocatie en u kunt deze alleen met het programma FileMaker Pro lezen. FileMaker Pro zorgt automatisch voor het beheer van de gecodeerde bestanden. U kunt echter de optie voor open opslag gebruiken, waardoor de codering niet wordt toegepast en de bestanden hun oorspronkelijke indelingen behouden.
U kunt voor elk containerveld in een database afzonderlijk verschillende opslagopties (ingesloten of extern opgeslagen) instellen. Bovendien kunt u containergegevens extern in verschillende mappen in het bestandssysteem opslaan.
Zo stelt u externe opslag in:
1.
Opmerking  Als u opties voor velden in de tabelweergave wilt instellen, klikt u met de rechtermuisknop op de kolomkop voor het veld en kiest u Veld > Veldopties in het venstermenu. Ga daarna verder met stap 6.
2.
3.
4.
5.
Klik op Opties (of dubbelklik op de veldnaam).
6.
7.
Selecteer in het gebied Container de optie Containergegevens extern opslaan.
8.
Kies voor in verhouding tot een basisdirectory in de lijst.
U kunt containergegevens in een andere directory opslaan. Zie Externe opslag voor containergegevens beheren.
9.
 
Beveiligde opslag (de standaardoptie)
De gegevens coderen, zodat u deze alleen met FileMaker Pro kunt lezen. FileMaker Pro maakt een subdirectory “Beveiligd” in de basisdirectory en plaatst de bestanden willekeurig in verschillende subdirectory's, en maakt indien nodig nieuwe subdirectory's aan.
Containerbestanden in hun oorspronkelijke indeling behouden en zelf bepalen waar de bestanden worden opgeslagen. Het standaardpad staat in verhouding tot de basisdirectory en heeft de indeling tabel/veld.
U kunt een ander pad invoeren of op Opgeven klikken om een berekend pad op te geven.
10.
Klik op OK om het dialoogvenster Opties voor veld te sluiten.
Opmerkingen
 •
Als de database één tabel bevat, zal de naam voor de database in het pad voor de basisdirectory identiek zijn aan de naam van de tabel in het standaardpad voor open opslag. Voorbeeld: in de basisdirectory [locatie voor database]/Bestanden/Eigenschappen is “Eigenschappen” de bestandsnaam voor de database en in het pad voor open opslag Eigenschappen/Foto is “Eigenschappen” de naam van de tabel.
 •
 •
 •
Kunt u de Self function niet gebruiken.
 •
Als de berekening resulteert in een bestandnaam die niet uniek is, zal FileMaker Pro een volgnummer toevoegen aan de dubbele bestandsnaam (bijvoorbeeld Factuur_1.txt).
 •
Geef daarom een berekening op waarbij de kans op dubbele namen voor opgeslagen bestanden erg klein is. Als u bijvoorbeeld een database “Kandidaten aanwerving” ontwerpt en u verwacht dat de meeste records een bestand met de naam “CV.doc” zullen bevatten, kunt u de volgende berekeningsformule voor het pad voor open opslag opgeven: “Kandidaten/” & KandidaatID.
Verwante onderwerpen 
Werken met formules en functies